De zaak in het kort
In deze zaak speelt een geschil over de toegang tot de openbare weg voor een kelderruimte die eigendom is van de vereniging [eiseres]. De kelderruimte is onderdeel van een appartementencomplex en ligt tussen twee percelen. De vraag is of de gebruikers van de kelderruimte met hun voertuigen over de percelen van [gedaagden 1 tm 3] en [gedaagden 4 tm 6], of over het perceel van [gedaagde 7], toegang tot de openbare weg kunnen krijgen. De Rechtbank Den Haag heeft bepaald dat de bestaande uitweg aan [perceel 1] als noodweg zal worden aangewezen, ondanks bezwaren van de betrokken eigenaren.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met een tussenvonnis van de rechtbank op 7 december 2022, waarbij werd geoordeeld dat het perceel van [gedaagde 7] met een noodweg moest worden belast. Echter, dit vonnis werd vernietigd in hoger beroep door het gerechtshof Den Haag, dat de zaak terugverwees naar de rechtbank voor verdere behandeling. Het gerechtshof oordeelde dat de [eiseres] recht heeft op een noodweg voor zowel ongemotoriseerd als gemotoriseerd vervoer. De kern van het geschil was wiens perceel als noodweg moest dienen, gezien de eigendomsveranderingen van de percelen sinds 2015.
De kelderruimte en de percelen hebben een complexe eigendomsgeschiedenis. Ooit waren ze onderdeel van één groot perceel dat eigendom was van ABN AMRO Bank. Na de splitsing en verkoop zijn de percelen in handen gekomen van verschillende eigenaren. De [eiseres] wil de kelderruimte als garageboxen exploiteren, maar heeft daarvoor toegangsproblemen. Het perceel dat de kelderruimte van de openbare weg scheidt, is nu eigendom van anderen.
Tijdens de rechtszaak zijn diverse feiten en omstandigheden besproken, waaronder de structuur van het appartementencomplex, de splitsingen van het eigendom, en de visies van de betrokken partijen op de bestemming van de kelderruimte. Er is een uitgebreide geschiedenis van eigendomsoverdrachten en juridische procedures die de huidige situatie hebben vormgegeven.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de bestaande uitweg aan [perceel 1] als noodweg zal worden aangewezen. Dit besluit is genomen na een afweging van de belangen van de verschillende partijen. De rechtbank overwoog dat het perceel van [gedaagden 4 tm 6] het eerst in aanmerking komt voor een noodweg omdat het perceel van de [eiseres] door een rechtshandeling van de openbare weg is afgesloten. Dit betekent dat het afgesplitste gedeelte oorspronkelijk toegang gaf tot de openbare weg en dus in beginsel het eerst belast moet worden met een noodweg.
De rechtbank verwierp de bezwaren van [gedaagden 4 tm 6] over de geschiktheid van de doorgang en de mogelijke overlast. De rechtbank oordeelde dat de fysieke en bouwkundige bezwaren niet voldoende waren onderbouwd. Ook de bezwaren van [gedaagde 7] werden niet als doorslaggevend gezien, vooral omdat ook op hun perceel nadelen zouden ontstaan als het met een noodweg zou worden belast.
Daarnaast overwoog de rechtbank dat een schadevergoeding verplicht is voor de noodweg, en dat een deskundige moet worden aangesteld om de omvang van de schade vast te stellen. De rechtbank zette het proces voort door [eiseres] en [gedaagden 4 tm 6] te vragen zich uit te laten over specifieke punten zoals de belaste erfenis, mogelijke schadeposten, en voorwaarden voor het gebruik van de noodweg.
De uitspraak laat zien hoe de rechtbank het burenrecht en de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek heeft toegepast om tot een evenwichtige beslissing te komen in een complexe situatie van eigendomsverhoudingen en toegang tot de openbare weg. De juridische analyse en belangenafweging zijn cruciaal geweest in de beslissing om de noodweg aan te wijzen, waarbij zowel juridische als praktische overwegingen een rol speelden.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.



