De zaak in het kort
In deze zaak, behandeld door de rechtbank Den Haag, wordt de aansprakelijkheid van een curator in een faillissement beoordeeld. De curator had een huurkoopovereenkomst ontbonden die was gesloten tussen de failliet en een eiser, [eiser]. De kantonrechter had de ontbinding toegewezen, waarna de curator het pand verkocht aan een derde partij. Het gerechtshof vernietigde later deze ontbinding in hoger beroep. [eiser] eiste vervolgens schadevergoeding van de curator, zowel in haar hoedanigheid als privé, omdat het pand niet meer aan hem geleverd kon worden nadat hij volledig had betaald. De rechtbank moest oordelen of de curator rechtmatig had gehandeld en of er sprake was van persoonlijke aansprakelijkheid.
Het verloop van het proces en de feiten
De curator werd op 23 juni 2020 benoemd in het faillissement van de heer [naam]. De huurkoopovereenkomst tussen [eiser] en [naam] stamde uit 2001 en betrof een appartement dat [eiser] niet zelf bewoonde, maar verhuurde. In 2021 ontbond de kantonrechter de huurkoopovereenkomst en droeg [eiser] op de sleutels over te dragen en de inschrijving van de overeenkomst te verwijderen. [eiser] stelde hoger beroep in tegen deze beslissing. Tijdens de procedure in kort geding werd een schikking getroffen waarin [eiser] instemde met de overdracht van het appartement, onder de voorwaarde dat 20% van de verkoopopbrengst in depot zou worden gestort als zekerheid.
Het gerechtshof vernietigde het ontbindingsvonnis en oordeelde dat de curator de huurkoopovereenkomst ten onrechte had ontbonden. [eiser] had zijn betalingsverplichtingen grotendeels voldaan, en de curator moest het door [eiser] betaalde bedrag terugbetalen. De curator had geen cassatie ingesteld tegen dit arrest.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank onderzocht of de schikkingsovereenkomst in de weg stond aan de vorderingen van [eiser]. Het oordeel was dat dit niet het geval was, omdat de schikking slechts een voorlopige regeling betrof en geen afstand van rechten inhield. De rechtbank stelde vast dat de curator aansprakelijk was voor de schade die [eiser] had geleden, omdat de huurkoopovereenkomst na vernietiging van het vonnis nooit als ontbonden had mogen worden beschouwd. De curator had onrechtmatig gehandeld door de uitvoering van het ontbindingsvonnis af te dwingen.
De rechtbank oordeelde dat de curator in haar hoedanigheid onrechtmatig had gehandeld door het pand te verkopen, waardoor [eiser] niet meer aan zijn eigendomsrechten kon voldoen nadat hij zijn betalingsverplichtingen had vervuld. Dit handelen was niet in overeenstemming met de regels die de curator in acht had moeten nemen. De rechtbank bevond dat de curator ook persoonlijk aansprakelijk was, omdat zij, ondanks de waarschuwingen van [eiser], de verkoop van het appartement had voortgezet zonder de uitkomst van het hoger beroep af te wachten.
De rechtbank kende [eiser] een schadevergoeding toe van €128.792,80, vermeerderd met wettelijke rente. Dit bedrag was gebaseerd op de netto verkoopopbrengst van het appartement, verminderd met reeds betaalde bedragen. [eiser] moest deze schade verhalen op de boedel van de failliet, en voor zover dit niet mogelijk was, zou de curator persoonlijk aansprakelijk zijn voor het resterende bedrag. De rechtbank veroordeelde de curator ook in de proceskosten, die gedeeltelijk werden toegewezen vanwege haar aansprakelijkheid in privé. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In essentie oordeelde de rechtbank dat de curator haar taak niet nauwgezet had uitgevoerd en dat haar handelen, zowel in hoedanigheid als privé, tot aanzienlijke schade voor [eiser] had geleid. De zaak benadrukt het belang van een zorgvuldige en rechtmatige afhandeling van faillissementsprocedures door curatoren.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.