De zaak in het kort
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland geoordeeld over de juistheid van een belastingaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2021. De belastingplichtige, hierna belanghebbende, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die was vastgesteld door de Belastingdienst, maar dat bezwaar werd ongegrond verklaard. Belanghebbende was van mening dat zijn werkelijk rendement op zijn vermogen lager was dan het forfaitaire rendement dat de Belastingdienst had gehanteerd. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd, omdat zij van mening was dat het werkelijk rendement inderdaad lager was dan het forfaitaire rendement.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met een aanslag die de inspecteur van de Belastingdienst aan belanghebbende had opgelegd voor het jaar 2021. Deze aanslag omvatte een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 78.920 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 207. Belanghebbende maakte bezwaar tegen de aanslag, met het argument dat zijn werkelijk rendement op zijn vermogen lager was dan het forfaitaire rendement. Dit bezwaar werd afgewezen door de inspecteur, waarna belanghebbende beroep aantekende bij de rechtbank.
Tijdens de zitting bij de rechtbank, waar zowel belanghebbende als vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren, werden verschillende feiten besproken. Belanghebbende had in 2021 verschillende inkomstenbronnen, waaronder een AOW-uitkering, pensioenuitkeringen en lijfrente-uitkeringen, die gezamenlijk een inkomen uit werk en woning van € 78.681 vormden. Daarnaast bestond zijn vermogen uit bankrekeningen en een Vve-aandeel, met saldi die gedurende het jaar enigszins waren gestegen. Belanghebbende voerde aan dat het werkelijk rendement op zijn vermogen negatief was, mede door betaalde rente op zijn spaarrekening.
De inspecteur stelde echter dat, volgens een arrest van de Hoge Raad van 6 juni 2024, het totale vermogen inclusief waardeveranderingen in aanmerking moest worden genomen. De inspecteur was van mening dat de toename van het vermogen van belanghebbende, met name door sparen, betekende dat er geen sprake was van een lager werkelijk rendement dan het forfaitaire rendement.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank kwam tot het oordeel dat belanghebbende terecht had aangetoond dat zijn werkelijk rendement lager was dan het forfaitaire rendement. De rechtbank accepteerde dat de betaalde rente op de spaarrekening als een negatief resultaat moest worden meegeteld in de berekening van het werkelijk rendement. Belanghebbende had immers aangetoond dat de betaalde rente een reële last was die zijn werkelijke rendement beïnvloedde.
De rechtbank wees het standpunt van de inspecteur af dat de vermogensgroei van belanghebbende een voldoende basis was om het forfaitaire rendement te rechtvaardigen. Er werd geconcludeerd dat de toename van het vermogen vooral het gevolg was van sparen en niet van waardestijgingen van de bestaande vermogensbestanddelen. Omdat belanghebbende zijn werkelijk rendement had onderbouwd met bankgegevens, werd het beroep gegrond verklaard.
Als gevolg van deze beslissing werd de aanslag voor het inkomen uit sparen en beleggen vastgesteld op nihil in plaats van het eerder vastgestelde bedrag. Daarnaast werd bepaald dat de Belastingdienst het betaalde griffierecht moest vergoeden en dat belanghebbende recht had op een kleine vergoeding voor de proceskosten.
De uitspraak onderstreept het belang van een correcte vaststelling van het werkelijk rendement ten opzichte van het forfaitaire rendement voor belastingplichtigen. Het illustreert hoe belastingplichtigen succesvol kunnen zijn in het aanvechten van belastingaanslagen als zij overtuigend bewijs leveren dat hun werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement dat door de Belastingdienst wordt toegepast. De uitspraak kan als precedent dienen voor vergelijkbare gevallen waarin belastingplichtigen de vaststelling van hun belastingaanslag op basis van het forfaitaire rendement betwisten.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.