De zaak in het kort
In deze zaak bij de rechtbank Gelderland ging het om een geschil tussen een verhuurder, [eiser], en een huurder, [gedaagde], over de afrekening van servicekosten, specifiek de kosten voor het elektriciteitsverbruik in de algemene ruimten van een appartementencomplex. De huurcommissie had eerder bepaald dat deze kosten op €0,00 moesten worden gesteld omdat de verhuurder onvoldoende informatie had verstrekt. De verhuurder vocht deze uitspraak aan en vroeg de kantonrechter om een herziening, waarbij de betalingsverplichting van de huurder voor de servicekosten over 2021 op €513,66 werd vastgesteld. De huurder was het hier niet mee eens, met name omdat zij geen gebruik maakte van een parkeerplaats, terwijl de parkeergarage ook in de kosten was opgenomen.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met de dagvaarding, gevolgd door de conclusie van antwoord, repliek en dupliek. Het appartementencomplex bevatte zowel woningen als een parkeergarage en werd in appartementsrechten gesplitst met een bijbehorende Vereniging van Eigenaren (VvE). De verhuurder bezat meerdere appartementen en parkeerplaatsen in het complex, waaronder het appartement dat aan de huurder was verhuurd. Er was één elektriciteitsmeter voor de binnenruimten en de parkeergarage. De totale kosten voor elektriciteit in 2021 werden berekend op €3.129,19, waarvan €185,68 aan de huurder werd doorberekend.
De huurder diende een verzoek in bij de huurcommissie om de servicekosten te herzien. De commissie stelde de kosten voor elektriciteit op €0,00 omdat de verhuurder niet tijdig de benodigde informatie had verstrekt voor een eerlijke kostenverdeling. De verhuurder was het hier niet mee eens en wendde zich binnen de wettelijke termijn tot de kantonrechter, waardoor de uitspraak van de huurcommissie verviel.
Tijdens de rechtszaak legde de verhuurder uit hoe de elektriciteitskosten waren berekend, maar de huurder betwistte de juistheid daarvan. Centraal in het geschil stonden de breukdelen die waren vastgesteld in de akte van splitsing en de vraag of de kosten eerlijk waren verdeeld, met name omdat de huurder geen gebruik maakte van de parkeergarage.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter stelde vast dat de uitspraak van de huurcommissie was vervallen omdat de verhuurder tijdig een herziening had aangevraagd. De rechtbank moest daarom opnieuw naar de zaak kijken. De verhuurder had inmiddels uitgelegd hoe hij tot de berekening van de kosten was gekomen. De kantonrechter vond echter dat de berekening onjuist was omdat de bedrijfsruimte ten onrechte buiten beschouwing was gelaten in de breukdelenberekening. De rechtbank paste de berekening aan, waardoor het aandeel van de huurder in de elektriciteitskosten werd verlaagd tot €113,64.
Daarnaast werden de schoonmaakkosten vastgesteld op €303,52 en de administratiekosten op €28,82, wat het totaal van de servicekosten op €445,98 bracht. De kantonrechter wees de oorspronkelijke vordering van de verhuurder af en stelde het te betalen bedrag vast op €445,98. De verhuurder werd niet in het gelijk gesteld over de hoogte van de servicekosten zoals oorspronkelijk gevorderd.
De proceskosten werden gecompenseerd omdat de verhuurder de procedure nodig had gemaakt door de huurcommissie niet tijdig van de juiste informatie te voorzien. Beide partijen moesten hun eigen kosten dragen. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat er direct uitvoering aan gegeven moet worden, ook als er hoger beroep wordt aangetekend. De uitspraak onderstreept het belang van tijdige en volledige informatieverstrekking aan de huurcommissie bij geschillen over servicekosten.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.