De zaak in het kort
In deze rechtszaak voor de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, stond een geschil centraal tussen een Vereniging van Eigenaren (VvE) en een appartementseigenaar over achterstallige betalingen van de VvE-bijdrage. De eigenaar van het appartementsrecht, aangeduid als [gedaagde], had sinds augustus 2023 de verschuldigde maandelijkse VvE-bijdragen niet betaald. De VvE, aangeduid als [eiseres], eiste betaling van de achterstallige bedragen, inclusief rente en incassokosten. De gedaagde voerde aan dat er sprake was van een onveilige situatie in het appartementencomplex, wat volgens hem zijn betalingsverplichting zou moeten opschorten. De rechtbank moest beslissen of de gedaagde gerechtigd was om de betalingen op te schorten en of de vordering van de VvE gegrond was.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding van [eiseres], die op 4 november 2024 werd ingediend. Hierbij werden verschillende producties overgelegd. [gedaagde] diende een conclusie van antwoord in, maar liet na om een conclusie van dupliek te nemen, hoewel hij daartoe wel de gelegenheid had. De rechtbank stelde vervolgens vast dat [gedaagde] eigenaar is van een appartement binnen het complex dat door de VvE, [eiseres], wordt beheerd. Als lid van de VvE was [gedaagde] verplicht om de door de VvE vastgestelde maandelijkse bijdragen te betalen.
Sinds augustus 2023 had [gedaagde] echter geen VvE-bijdragen meer betaald, ondanks herhaalde sommaties. Vanaf januari 2025 bedroeg de maandelijkse bijdrage € 778,75. [eiseres] vorderde betaling van een totaalbedrag van € 13.544,03 aan achterstallige bijdragen tot en met januari 2025, € 639,08 aan rente, en verdere maandelijkse bijdragen indien deze niet tijdig voldaan zouden worden. [gedaagde] voerde verweer door te stellen dat er een onveilige situatie in het appartementencomplex bestond, die nog niet volledig was opgelost.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank beoordeelde het verweer van [gedaagde] en stelde vast dat hij de achterstallige VvE-bijdragen moest betalen, ondanks zijn argument over de onveilige situatie. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] zijn betalingsverplichting niet kon opschorten, omdat hij geen opeisbare tegenvordering op de VvE had die samenhing met zijn betalingsverplichting. Bovendien had [gedaagde] niet gereageerd op de repliek van [eiseres], waarin zij uitlegde waarom er volgens haar geen sprake meer was van een onveilige situatie.
De rechtbank wees de vordering van [eiseres] gedeeltelijk toe. [gedaagde] werd veroordeeld om een totaalbedrag van € 15.101,53 aan achterstallige bijdragen tot en met maart 2025 te betalen, inclusief de wettelijke rente van € 639,08 en buitengerechtelijke incassokosten van € 856,57. De rechtbank wees de vordering voor toekomstige bijdragen die nog niet opeisbaar waren, af.
Daarnaast veroordeelde de rechtbank [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van € 2.493,39, inclusief de kosten van de dagvaarding, griffierecht en het salaris van de gemachtigde van [eiseres]. De kosten voor het opvragen van een kadastraal uittreksel, die [eiseres] had gemaakt, werden afgewezen, aangezien de noodzaak voor die kosten niet was aangetoond.
Tot slot verklaarde de rechtbank het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [gedaagde] direct aan de veroordeling moest voldoen, ook als hij in hoger beroep zou gaan. [gedaagde] werd veroordeeld in het ongelijk gesteld, en moest de kosten voor de betekening van het vonnis betalen indien hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordelingen zou voldoen.
Deze uitspraak onderstreept het belang van het tijdig betalen van VvE-bijdragen en de beperkte mogelijkheden voor opschorting van betalingen zonder een voldoende onderbouwde tegenvordering.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.