De zaak in het kort
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland het beroep behandeld van een bedrijf, [eiseres] B.V., dat een aanvraag had ingediend voor een omgevingsvergunning om een voormalig kantoorgebouw in Nieuwegein te transformeren tot een appartementencomplex met 57 woningen. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing niet in stand kon blijven omdat het college de aanvraag ten onrechte alleen had getoetst aan de gebruiksregels van het bestemmingsplan en niet aan de bouwregels. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg het college op om opnieuw op het bezwaar te beslissen.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon toen [eiseres] B.V., de eigenaar van een leegstaand kantoorgebouw aan de Dukatenburg 90 in Nieuwegein, een omgevingsvergunning aanvroeg om het pand om te bouwen tot een appartementencomplex van 57 woningen. Dit zou in afwijking van het bestemmingsplan zijn, waarvoor een ruimtelijke onderbouwing werd aangeleverd. Het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein weigerde de aanvraag aanvankelijk omdat deze niet in strijd zou zijn met de gebruiksregels van het bestemmingsplan. Op bezwaar verklaarde het college de aanvraag afgewezen voor de activiteit ‘planologisch strijdig gebruik’, met de reden dat er geen sprake was van strijdigheid met het bestemmingsplan.
Tijdens de zitting op 8 januari 2025 werd de zaak behandeld door de rechtbank. Vertegenwoordigers van zowel [eiseres] B.V. als het college waren aanwezig. De discussie draaide voornamelijk om de vraag of het college ook de bouwregels had moeten betrekken bij het besluit over de omgevingsvergunning.
Een belangrijk aspect in deze kwestie is de toepasselijkheid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De aanvraag voor de omgevingsvergunning werd namelijk ingediend vóór de intrekking van de Wabo en de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Hierdoor was de Wabo nog van toepassing op de aanvraag, in overeenstemming met het overgangsrecht.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat het college de aanvraag ten onrechte alleen had getoetst aan de gebruiksregels van het bestemmingsplan. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet de term ‘gebruiken’ in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wabo ruim worden uitgelegd. Dit betekent dat het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan ook betrekking heeft op het bouwen en slopen van bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank vond dat het college de aanvraag ook had moeten toetsen aan de bouwregels van het bestemmingsplan.
De rechtbank vernietigde daarom het besluit van het college en droeg hen op om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Het college moet bij deze nieuwe besluitvorming de aanvraag toetsen aan de van toepassing zijnde bouwregels. Indien de aanvraag in strijd is met de bouwregels, moet het college overwegen of afwijken van het bestemmingsplan mogelijk is, in overeenstemming met artikel 2.12 van de Wabo. Het bedrijf [eiseres] B.V. had al een ruimtelijke onderbouwing aangeleverd die bij deze overwegingen betrokken moet worden.
Verder bepaalde de rechtbank dat het college het griffierecht van €371,- aan [eiseres] B.V. moet vergoeden, evenals een proceskostenvergoeding van €1.814,-. De rechtbank vond dat er procesbelang was, omdat [eiseres] B.V. duidelijkheid wilde over de mogelijkheid om 57 appartementen op de locatie te realiseren, zonder een nieuwe aanvraag te hoeven indienen.
De rechtbank zag geen reden om te oordelen over de verbindendheid van de bouwregel in artikel 12.2.1, onder c, van het bestemmingsplan, omdat deze kwestie niet relevant was voor de positieve weigering van de aanvraag. Het college moet nu een nieuwe beslissing nemen met inachtneming van het oordeel van de rechtbank.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.