De zaak in het kort
De rechtbank Midden-Nederland heeft een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een pand in Baarn en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn. De kern van het geschil betreft het besluit van het college om het pand niet aan te wijzen als gemeentelijk monument. De VvE betwist niet het besluit zelf, maar wel de wijze waarop het college de financiële gevolgen van de vijfjarige voorbescherming van het pand in zijn besluitvorming heeft betrokken. De rechtbank oordeelt dat het college deze gevolgen beter had moeten motiveren en biedt de mogelijkheid om dit te herstellen.
Het verloop van het proces en de feiten
Het pand in kwestie was oorspronkelijk een rijksmonument, maar werd in november 2019 van de lijst met rijksmonumenten verwijderd vanwege de slechte staat waarin het verkeerde. Het college van Baarn startte daarna een procedure om het pand aan te wijzen als gemeentelijk monument, hetgeen leidde tot een periode van voorbescherming waarbij het pand onder strenge onderhouds- en vergunningsplichten viel.
Tijdens deze periode werd het pand herbouwd door de toenmalige eigenaar, die hiervoor de benodigde omgevingsvergunningen ontving. In 2021 werd het pand in vier appartementen gesplitst en verkocht aan de leden van de VvE. Het college herhaalde in 2023 zijn voornemen om het pand aan te wijzen als gemeentelijk monument, maar na een negatief advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit van Baarn, besloot het college in 2024 van dit voornemen af te zien.
De VvE maakte bezwaar tegen dit besluit, vooral vanwege de hoge onderhoudskosten die ze moesten dragen als gevolg van de voorbescherming. Ze argumenteerden dat als het pand als gemeentelijk monument was aangemerkt, ze in aanmerking zouden komen voor subsidies en fiscale voordelen. De bezwaarschriftencommissie adviseerde het college om de schade voor de VvE te onderzoeken, maar het college volgde dit advies niet op in zijn besluit op bezwaar.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat het college in zijn besluit op bezwaar onvoldoende aandacht had besteed aan de financiële gevolgen voor de VvE van het niet toekennen van de monumentenstatus aan het pand. Hoewel het college de voordelen benoemde van het niet hebben van een monumentenstatus, zoals minder strenge onderhoudseisen, ging het niet in op de door de VvE gestelde hogere onderhoudskosten als gevolg van de gebruikte materialen tijdens de voorbescherming.
De rechtbank concludeerde dat het college een motiveringsgebrek had in zijn besluitvorming en bood het college de kans om dit te herstellen. Het college krijgt vier weken de tijd om met een aanvullende motivering of met een nieuwe beslissing op bezwaar te komen. In deze periode moet het college inzichtelijk maken welke negatieve financiële gevolgen er voor de VvE zijn en hoe deze in de belangenafweging worden meegewogen. Ook moet het college toelichten waarom eventuele schade niet voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank bepaalt dat het geding na deze tussenuitspraak beperkt blijft tot de besproken beroepsgronden en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, inclusief die over proceskosten en griffierecht. Het college moet binnen twee weken aangeven of het de mogelijkheid zal benutten om het gebrek te herstellen. Zo ja, dan krijgt de VvE de gelegenheid om binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.