De zaak in het kort
In deze zaak werd een man zonder vaste woon- of verblijfplaats, geboren in Polen, beschuldigd van het stelen van meerdere goederen, waaronder elektrische fietsen, uit een gezamenlijke garage in Woerden. Hij werd ook beschuldigd van het beschadigen van deuren en sloten van het woningcomplex. Hoewel de verdachte ook werd beschuldigd van heling van enkele gestolen items, werd hij hiervoor ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij de items zelf had gestolen. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vijf maanden. Een vordering tot schadevergoeding door een bedrijf werd niet ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan bewijs van bevoegdheid en onderbouwing van de schade.
Het verloop van het proces en de feiten
De verdachte werd beschuldigd van diefstal en beschadiging in Woerden gedurende een periode van drie dagen in april 2025. De diefstal betrof verschillende goederen, zoals elektrische fietsen en andere persoonlijke eigendommen die werden weggenomen uit een garage die door meerdere bewoners werd gebruikt. De verdachte werd ook beschuldigd van het opzettelijk beschadigen van deuren en sloten van de gebouwen in dezelfde woonwijk.
Tijdens de zitting op 13 augustus 2025 werden de zaak en de beschuldigingen tegen de verdachte behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland. De officier van justitie en de advocaat van de verdachte, mr. M.M. Vié, waren aanwezig. De verdachte bekende de feiten van de beschuldiging, met uitzondering van de heling van de gestolen schoenen en jas. De verdediging voerde aan dat de verdachte de spullen zelf had gestolen en daarom niet schuldig kon zijn aan heling.
De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor de feiten voornamelijk bestond uit de verklaringen en aangiftes van de slachtoffers, evenals het verhoor van de verdachte bij de politie.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank vond het bewezen dat de verdachte schuldig was aan de diefstal van een groot aantal goederen uit de garage van het woningcomplex in Woerden. Ook werd bewezen geacht dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk meerdere deuren en sloten van het complex had beschadigd.
Voor het tweede feit, heling van de schoenen en jas, werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank oordeelde dat, hoewel bewezen kon worden dat de verdachte deze goederen in bezit had, dit niet als heling kon worden gekwalificeerd omdat hij ze zelf gestolen had. Daarom was er geen sprake van een strafbaar feit voor dit onderdeel van de beschuldiging.
De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarbij de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht, in mindering werd gebracht. Bij het bepalen van de straf hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze werden gepleegd, en het strafblad van de verdachte, dat eerdere veroordelingen voor vergelijkbare vermogensdelicten vermeldde.
De rechtbank wees de vordering van een bedrijf, dat een schadevergoeding van € 2.210,- eiste, af. De vordering werd niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen bewijs was dat de persoon die de vordering had ingediend, gemachtigd was om namens het bedrijf op te treden, en omdat de gestelde schade onvoldoende was onderbouwd.
Tot slot gelastte de rechtbank de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 dagen, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten binnen de proeftijd. De voorlopige hechtenis werd opgeheven op het moment dat de duur ervan gelijk werd aan de opgelegde gevangenisstraf.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.



