De zaak in het kort
De rechtbank Midden-Nederland heeft op 13 augustus 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen de stichting De Alliantie en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De zaak draaide om een aanzienlijke huurachterstand en de vraag of de huurder terecht een beroep deed op opschorting van de huurbetalingen vanwege problemen met de voorzitter van de Vereniging van Eigenaren (VvE). De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een gebrek in de zin van het Burgerlijk Wetboek, omdat de gedragingen van de voorzitter geen feitelijke stoornis door derden vormen die te wijten is aan de verhuurder. Als gevolg hiervan werd het beroep op opschorting afgewezen, en werd de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, naast ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning.
Het verloop van het proces en de feiten
De Alliantie heeft [gedaagde] voor de kantonrechter gedaagd wegens een huurachterstand. De huur voor de woning bedroeg € 1.207,50 per maand, en de huurder had een achterstand laten ontstaan van € 5.683,02. De Alliantie vorderde daarom de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. De huurder erkende de huurachterstand, maar stelde dat hij de huurbetalingen had opgeschort vanwege een conflict met de voorzitter van de VvE, die hem zou hebben gepest en in een kwaad daglicht zou hebben gesteld. De huurder vond dat de Alliantie hierin had moeten ingrijpen, maar dat niet had gedaan.
Tijdens de zitting op 31 juli 2025 werd de zaak besproken, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De Alliantie diende een nieuwe specificatie van de huurachterstand in. De kantonrechter besloot dat schriftelijke uitspraak zou volgen.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter oordeelde dat de huurder de huurachterstand aan de Alliantie moet betalen, omdat zijn beroep op opschorting niet terecht was. De gedragingen van de voorzitter van de VvE konden niet worden aangemerkt als een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. Feitelijke stoornissen door derden vormen geen gebrek waarvoor de verhuurder aansprakelijk is, tenzij de derde partij ook een huurder van de verhuurder is, wat in dit geval niet zo was.
De huurovereenkomst werd ontbonden vanwege de aanzienlijke huurachterstand van meer dan vier maanden. De kantonrechter overwoog dat de Alliantie niet kon worden verplicht de huurovereenkomst te laten voortduren onder deze omstandigheden. De huurder had in het verleden al vaker een huurachterstand gehad en was eerder gewaarschuwd. De rechtbank gaf de huurder veertien dagen de tijd om de woning te ontruimen en netjes achter te laten.
Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die werden begroot op € 1.473,14. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de Alliantie direct tot uitvoering kan overgaan als de huurder niet aan het vonnis voldoet, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
Tijdens een ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst vond de rechtbank dat de incassokosten en boetebepalingen oneerlijk waren. De Alliantie kon daarom geen aanspraak maken op deze kosten en de gevorderde rente en incassokosten werden afgewezen. De huurder werd wel veroordeeld om de hoofdsom van de huurachterstand te betalen.
De uitspraak onderstreept het belang van het naleven van huurbetalingsverplichtingen en laat zien dat klachten over derden niet zonder meer leiden tot een opschortingsrecht. Het vonnis benadrukt ook de noodzaak voor verhuurders om eerlijke en transparante voorwaarden te hanteren in huurovereenkomsten.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




