De zaak in het kort
In deze zaak draait het om de vastgestelde WOZ-waarde van een benedenwoning in een Nederlandse gemeente voor het belastingjaar 2023. De eigenaar van de woning betwist de vastgestelde waarde van €485.000,- en heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar. Na ongegrondverklaring van het bezwaar door de heffingsambtenaar, heeft de eigenaar beroep ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank moet beoordelen of de heffingsambtenaar de WOZ-waarde correct heeft vastgesteld.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon toen de heffingsambtenaar op 28 februari 2023 de WOZ-waarde van de woning vaststelde op €485.000,-. Dit was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2022. De eigenaar van de woning, hierna “eiser” genoemd, vond deze waardebepaling te hoog en diende een bezwaar in. De heffingsambtenaar wees dit bezwaar af op 28 november 2023, waarna de eiser besloot om in beroep te gaan.
De rechtbank heeft de partijen geïnformeerd dat een zitting niet noodzakelijk werd geacht, tenzij daar specifiek om gevraagd zou worden. Beide partijen gingen hiermee akkoord, waardoor de rechtbank de zaak zonder zitting heeft behandeld.
De woning betreft een benedenwoning met een gebruiksoppervlakte van 95 vierkante meter en is gebouwd in 2005. De discussie spitst zich toe op de vraag of de WOZ-waarde correct is vastgesteld door middel van de vergelijkingsmethode. Hierbij worden vergelijkbare verkochte woningen gebruikt om de waarde te bepalen. De heffingsambtenaar heeft een taxatiematrix ingediend waarin de woning wordt vergeleken met drie andere verkochte woningen in de buurt.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank beoordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van €485.000,- correct is vastgesteld. De gebruikte referentiewoningen zijn geschikt voor vergelijking, aangezien zij zich in dezelfde wijk bevinden en niet ver van de waardepeildatum zijn verkocht. Bovendien heeft de heffingsambtenaar bij de waardebepaling rekening gehouden met verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van de eiser, zoals het voorzieningenniveau.
Verschillende beroepsgronden van de eiser worden door de rechtbank behandeld, maar geen van deze gronden slaagt. De rechtbank oordeelt dat de verouderde keuken en badkamer, het duurzaamheidsniveau, de ligging nabij de snelweg, het aandeel in de Vereniging van Eigenaars (VVE) en de ligging van de woning voldoende zijn meegewogen in de taxatiematrix. De heffingsambtenaar heeft onderbouwd dat deze factoren geen aanleiding geven de vastgestelde waarde te verlagen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde gehandhaafd blijft op €485.000,-. Er is geen aanleiding voor het toekennen van proceskosten of griffierecht aan de eiser. De uitspraak is gedaan door rechter J.W. Veenendaal en uitgesproken op 16 september 2025.
De eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit kan digitaal of per post. Als de zaak spoedeisend is, kan de eiser de voorzieningenrechter vragen om een voorlopige voorziening te treffen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




