De zaak in het kort
In deze juridische kwestie speelt een conflict tussen twee eigenaren van appartementsrechten in een pand te [plaats]. De eiser, [eiser], heeft bedragen voorgeschoten voor energiekosten en bijdragen aan de Vereniging van Eigenaren (VvE) die mede-eigenaar [gedaagde] niet kon betalen. [eiser] vordert de terugbetaling van deze voorgeschoten bedragen. De rechter moest beslissen of er een overeenkomst tussen de partijen was over het voorschieten van deze kosten en of de vordering van [eiser] verjaard was.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met een tussenvonnis op 2 juli 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 24 september 2025. Beide partijen bezitten sinds respectievelijk 2004 en 2005 appartementsrechten in hetzelfde pand. Het pand heeft gezamenlijke aansluitingen voor gas en elektriciteit, waarbij de kosten met behulp van tussenmeters worden verdeeld.
Volgens de splitsingsakte zijn beide partijen aansprakelijk voor gelijke delen in de kosten van herstel en onderhoud. Echter, in de praktijk heeft [eiser] vaak de kosten voorgeschoten die [gedaagde] niet kon betalen. Dit omvat zowel energiekosten als bijdragen aan de VvE. Uit de door [eiser] overgelegde stukken blijkt dat [gedaagde] aanzienlijk minder heeft betaald dan haar aandeel zou moeten zijn geweest.
Gedurende een periode van meerdere jaren, vanaf 2013, heeft [eiser] betalingen voor de VvE en voor het energieverbruik van [gedaagde] voorgeschoten. [eiser] stelde dat er een informele overeenkomst was waarin hij ermee instemde de kosten voor [gedaagde] voor te schieten, aangezien zij op dat moment niet over voldoende middelen beschikte. [gedaagde] betwistte het bestaan van een dergelijke overeenkomst en stelde dat ze niet op de hoogte was van de precieze bedragen die [eiser] had voorgeschoten.
Er werd veelvuldig gecorrespondeerd via WhatsApp over de afrekening van deze kosten. [gedaagde] erkende tijdens de zitting dat zij op de hoogte was van de voorgeschoten bedragen en toonde zich bereid om deze terug te betalen, maar zij wilde wel de juistheid van de bedragen controleren. Er was enige verwarring over de exacte hoogte van de verschuldigde bedragen, mede omdat [eiser] geen adequate administratie had bijgehouden.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter oordeelde dat er inderdaad sprake was van een overeenkomst tussen de partijen waarbij [eiser] de kosten voor [gedaagde] zou voorschieten. De rechter baseerde dit oordeel op de erkenning van [gedaagde] dat zij op de hoogte was van deze regeling en op de correspondentie waarin zij haar schuld erkende.
De rechter verwierp het verweer van [gedaagde] dat de VvE en niet [eiser] de vordering zou moeten instellen. Aangezien [eiser] de betalingen in privé heeft gedaan, kan hij deze ook in privé terugvorderen. De vordering van [eiser] was niet verjaard omdat hij pas in december 2022 tot opeising van de bedragen was overgegaan. De rechter kwalificeerde de voorgeschoten bedragen als een lening en oordeelde dat de verjaringstermijn pas ging lopen na de opeising.
De rechter stelde vast dat [gedaagde] een totaalbedrag van € 14.894,00 aan [eiser] verschuldigd was, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 september 2025. Daarnaast werd een bedrag van € 962,75 aan buitengerechtelijke incassokosten toegewezen.
Bij de proceskosten besloot de rechter tot compensatie, ondanks dat [gedaagde] in het ongelijk was gesteld. De reden hiervoor was dat [eiser] zijn vordering aanvankelijk onvoldoende had onderbouwd en er mogelijk geen procedure nodig was geweest als hij vanaf het begin duidelijk was geweest over de hoogte van de vordering. Hierdoor moet elke partij zijn eigen kosten dragen.
De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] de verschuldigde bedragen onmiddellijk moet betalen, ongeacht een eventueel hoger beroep. De rechter heeft de overige vorderingen afgewezen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




