De zaak in het kort
De rechtbank Midden-Nederland heeft een uitspraak gedaan in een geschil tussen een individuele eiser en een bouwbedrijf, gedaagde sub 1, met betrekking tot een koop- en aannemingsovereenkomst. De eiser stelt dat het bouwbedrijf in strijd heeft gehandeld met de overeenkomst betreffende een appartementencomplex dat achter zijn woning is gebouwd. De eiser had ook een klacht ingediend tegen de gemeente Utrecht, maar deze werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het bouwbedrijf een bedrag van € 50.000 aan de eiser moet betalen als schadevergoeding. De vorderingen tegen de gemeente worden afgewezen aangezien er geen causaal verband is tussen de vermeende onrechtmatige daad en de gestelde schade van de eiser.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met dagvaardingen op 13 februari 2025, waarbij de eiser en zijn juridische vertegenwoordiger, mr. M. de Wijs, een zaak aanhangig maakten tegen het bouwbedrijf en de gemeente Utrecht. De eiser had in 2000 een koop- en aannemingsovereenkomst gesloten met het bouwbedrijf voor de bouw van een appartement. De eiser beweert dat het bouwbedrijf zich niet aan de afspraken heeft gehouden, met name over de locatie en het aantal bouwlagen van het appartementencomplex, en dat het bouwbedrijf ondoorzichtig glas zou gebruiken voor de vensters die zicht hebben op de woning van de eiser. In plaats daarvan werden de vensters met doorzichtig glas uitgevoerd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 augustus 2025 zijn diverse documenten en verklaringen besproken. De eiser had ook de gemeente aansprakelijk gesteld, omdat hij van mening was dat de gemeente onrechtmatig handelde door het schenden van gewekt vertrouwen dat de vensters in ondoorzichtig glas zouden worden uitgevoerd.
De rechtbank hoorde ook dat de eiser in de loop van de bouw, die begon in 2021, had kunnen zien dat er afwijkingen waren van het oorspronkelijke bouwplan. Echter, hij heeft pas in maart 2024 formeel geklaagd bij het bouwbedrijf, wat volgens de rechtbank te laat was.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een tekortkoming van het bouwbedrijf met betrekking tot de locatie en het aantal bouwlagen van het appartementencomplex, aangezien de oorspronkelijke bepaling in de overeenkomst niet bindend was voor het bouwbedrijf. Bovendien was er geen tijdige klacht ingediend door de eiser, wat een beroep op een eventuele tekortkoming uitsloot.
Echter, met betrekking tot de vensters van het appartementencomplex, vond de rechtbank dat het bouwbedrijf wel een toezegging had gedaan om ondoorzichtig glas te gebruiken, een toezegging die zij niet nakwamen. De rechtbank oordeelde dat het bouwbedrijf hierdoor tekortschoten in hun verplichting en dat er een causaal verband was tussen deze tekortkoming en de geleden schade van de eiser, die werd begroot op € 50.000. Dit bedrag was gebaseerd op een taxatierapport dat de waardevermindering van de woning van de eiser berekende als gevolg van de doorzichtige vensters.
De vorderingen tegen de gemeente werden afgewezen omdat er geen causaal verband was tussen de gestelde onrechtmatige daad van de gemeente en de schade van de eiser. De schade werd veroorzaakt door het bouwbedrijf dat de vensters met doorzichtig glas had uitgevoerd, niet door de gemeente.
De rechtbank veroordeelde het bouwbedrijf om de proceskosten van de eiser te betalen, die werden begroot op € 6.084,04. Ook de gemeente werd veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die werden vastgesteld op € 5.601,00. Beide veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In het kort, de rechtbank stelde de eiser deels in het gelijk door het toewijzen van een schadevergoeding tegen het bouwbedrijf, maar wees de klachten tegen de gemeente af wegens het ontbreken van causaal verband.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.



