De zaak in het kort
In een civiele procedure bij de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, stond de Vereniging van Eigenaars (VvE) tegenover Vol Bouwprojecten B.V. De zaak draaide om een incident waarbij Vol Bouwprojecten de nietigheid van de dagvaarding had opgeworpen. Zij betoogden dat de dagvaarding niet voldeed aan de wettelijke eisen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) omdat deze aanzeggingen bevatte die relevant zijn voor meerdere gedaagden, terwijl er slechts één gedaagde was. De rechtbank heeft in haar beslissing de vordering van Vol Bouwprojecten afgewezen en hen veroordeeld tot het betalen van de proceskosten.
Het verloop van het proces en de feiten
Het proces begon met een dagvaarding van de VvE, gedateerd 2 december 2024, waarin zij Vol Bouwprojecten opriep om voor de rechtbank te verschijnen. Deze dagvaarding was voorzien van twintig producties. Vol Bouwprojecten reageerde met een conclusie van antwoord, tevens houdende een exceptie van nietigheid van de dagvaarding en een voorwaardelijke eis in reconventie, waarbij zij ook twee producties toevoegden. Zij voerden aan dat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van artikel 111 lid 2 Rv, omdat deze aanzeggingen bevatte die bedoeld zijn voor gevallen met meerdere gedaagden, wat niet van toepassing was in deze zaak.
De VvE was het niet eens met deze exceptie en verzocht de rechtbank om de incidentele vordering af te wijzen. Zij eisten tevens dat Vol Bouwprojecten de proceskosten zou vergoeden, vermeerderd met rente. Na de uitwisseling van standpunten werd het vonnis in het incident bepaald.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding niet nietig was. Zij stelde vast dat Vol Bouwprojecten de enige gedagvaarde partij was en dat de dagvaarding alle gegevens bevatte die volgens artikel 111 lid 2 Rv noodzakelijk zijn voor een dagvaarding met één gedaagde. De rechtbank vond dat de extra aanzeggingen, bedoeld voor meerdere gedaagden, niet fout of gebrekkig waren. Deze aanzeggingen waren simpelweg niet van toepassing en hadden Vol Bouwprojecten niet in enig belang geschaad.
De rechtbank wees de vordering van Vol Bouwprojecten daarom af en veroordeelde hen tot het betalen van de proceskosten van de VvE, begroot op €792,00, inclusief salaris voor de advocaat en nakosten. Daarbij werd bepaald dat deze kosten binnen veertien dagen na aanschrijving moesten worden betaald, met de wettelijke rente als deze kosten niet tijdig werden voldaan, vanaf de vijftiende dag na het vonnis.
In de hoofdzaak werd besloten dat de zaak opnieuw op de rol zou komen op 18 juni 2025 voor de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie. De rechtbank hield iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat het inhoudelijke geschil tussen de VvE en Vol Bouwprojecten in de hoofdzaak nog niet was beslecht.
Dit vonnis werd gewezen door rechter mr. N. Boots, bijgestaan door griffier mr. N.M. Bindhammer, en werd in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.