De zaak in het kort
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland geoordeeld over een geschil binnen een Vereniging van Eigenaren (VvE) met betrekking tot de plaatsing van een airco-unit op het dak van een appartementencomplex. De verzoeker, een bewoner van het complex, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de VvE om de airco-unit boven zijn appartement te plaatsen. Hij verzocht de rechtbank om deze besluiten nietig te verklaren of te vernietigen, met het argument dat de besluitvorming niet correct was verlopen en dat zijn belangen onvoldoende waren meegewogen. De rechtbank oordeelde echter dat de besluiten van de VvE in redelijkheid en billijkheid waren genomen en wees de verzoeken van de verzoeker af.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met de oprichting van de VvE in 1979 toen het gebouw werd gesplitst in 22 appartementsrechten. De verzoeker bezit een appartement op de bovenste verdieping van het gebouw. Er was een voorgeschiedenis van overlast door een airco-unit die eerder door een vorige eigenaar aan de zijkant van het gebouw was geplaatst. Na klachten werd de airco verplaatst naar het dak boven het appartement van de verzoeker. In 2015 heeft de VvE een kortgeding aangespannen om de airco-unit te laten verwijderen, wat leidde tot een vaststellingsovereenkomst in 2016. Ondanks maatregelen om het geluid te reduceren, bleef de overlast bestaan tot de airco-unit in 2021 kapot ging.
In 2023 besloot de huidige eigenaar van de airco-unit om een nieuwe unit te plaatsen. De VvE hield een algemene ledenvergadering (ALV) waarin besloten werd om anoniem te stemmen over de plaatsing van de nieuwe unit. De meerderheid stemde voor plaatsing op de bestaande locatie boven het appartement van de verzoeker. De verzoeker maakte bezwaar tegen deze beslissing en voerde aan dat het besluit in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. Hij diende daarop een verzoekschrift in bij de rechtbank.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank behandelde eerst de ontvankelijkheid van het verzoek. Hoewel normaal gesproken de rechtbank bevoegd is om over de nietigheid van VvE-besluiten te oordelen, was de kantonrechter in dit geval bevoegd omdat er ook een verzoek tot vernietiging was ingediend. De verzoeker was tijdig met zijn verzoek, waardoor hij ontvankelijk was.
De rechtbank onderzocht vervolgens of de besluiten nietig waren. Volgens artikel 2:14 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn besluiten die in strijd zijn met de wet of statuten nietig. De rechtbank vond dat hiervan geen sprake was. Het besluit om anoniem te stemmen was niet in strijd met de splitsingsakte of het Modelreglement, en er waren voldoende stemgerechtigden aanwezig. Het verzoek om het besluit nietig te verklaren werd afgewezen.
Wat betreft de vernietigbaarheid van de besluiten, beoordeelde de rechtbank of deze in strijd waren met de redelijkheid en billijkheid zoals vastgelegd in artikel 2:8 BW. De rechtbank oordeelde dat de VvE en haar leden zich redelijk hadden gedragen en dat de besluiten niet in strijd waren met de redelijkheid en billijkheid. De verzoeker had onvoldoende bewijs geleverd dat er sprake was van onregelmatigheden in de besluitvorming of dat zijn belangen onvoldoende waren meegewogen.
De rechtbank merkte op dat de verzoeker vooral vreesde voor overlast op basis van eerdere ervaringen. Echter, de eigenaar van de airco had maatregelen genomen om overlast te voorkomen, zoals het gebruik van geluidswerende omkasting en anti-trillingsplaten. De rechtbank vond dat bij de besluitvorming voldoende rekening was gehouden met de belangen van alle betrokkenen.
Ten slotte wees de rechtbank erop dat de airco-unit inmiddels was geplaatst en dat er geen nieuwe klachten waren gemeld. De eigenaar had bovendien toegezegd dat de airco ’s avonds en ’s nachts uit zou staan en dat er een onderhoudscontract was afgesloten. Hierdoor kon bij eventuele klachten de airco op afstand worden bediend.
De rechtbank concludeerde dat de VvE in alle redelijkheid en billijkheid tot haar besluiten was gekomen. De verzoeken van de verzoeker werden afgewezen en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de verweerder, die werden begroot op €677. De rechtbank benadrukte dat bij toekomstige overlast de situatie opnieuw aan de VvE kon worden voorgelegd.
Kortom, de rechtbank vond dat de VvE zorgvuldig had gehandeld en dat de belangen van de verzoeker voldoende waren meegewogen in de besluitvorming.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.