De zaak in het kort
De rechtbank Oost-Brabant heeft een zaak behandeld waarin een woningcorporatie, Stichting Woonstichting Thuis, de huurovereenkomst van een huurster, aangeduid als [eiseres], wilde ontbinden. Thuis verzocht om een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst op grond van artikel 7:210 BW, omdat het gehuurde onbewoonbaar was geworden door een brand. Daarnaast voerde Thuis aan dat de huurster tekort was geschoten in haar verplichtingen door overlast en criminele activiteiten, veroorzaakt door haar ex-partner, toe te staan. De rechtbank oordeelde dat [eiseres] niet verantwoordelijk was voor de gedragingen van haar ex-partner en wees de vorderingen van Thuis af, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomst.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding door Thuis op 10 maart 2025. De zaak betrof een huurovereenkomst tussen Thuis en [eiseres], die een woning huurde in Eindhoven. [eiseres] is rolstoelafhankelijk na huiselijk geweld in een eerdere relatie en kreeg in 2023 een urgentieverklaring voor woonruimte. Sinds 8 april 2024 huurde ze de woning van Thuis. Een persoonsgebonden budget werd verleend om WMO-voorzieningen aan te brengen, zoals een volautomatische deur en een tillift. Na de start van de huurovereenkomst liet [eiseres] haar toenmalige partner, [C], inwonen, wat leidde tot klachten over overlast en crimineel gedrag. Thuis legde [C] daarop een lokaalverbod op.
In februari 2025 ontving Thuis een rapport van de politie, en [eiseres] werd opgenomen in een revalidatiekliniek. Op 25 februari 2025 werd brand gesticht in de woning. Thuis startte daarop een bodemprocedure en een kort geding om [eiseres] te dwingen de woning te ontruimen, maar werd niet-ontvankelijk verklaard wegens een gebrek aan spoedeisend belang. [eiseres] startte op haar beurt een kort geding om Thuis te verplichten de woning te herstellen of vervangende woonruimte te bieden, maar dit werd afgewezen.
Thuis wijzigde haar vorderingen en stelde zich primair op het standpunt dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk kon worden ontbonden vanwege de onbewoonbaarheid van de woning. Subsidiair vroeg Thuis om ontbinding wegens tekortkomingen van [eiseres], zoals het niet goed zorgen voor het gehuurde en het veroorzaken van overlast.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank beoordeelde eerst de primaire vordering van Thuis voor buitengerechtelijke ontbinding. Volgens de wet kan een huurovereenkomst ontbonden worden als een gebrek het genot van de woning geheel onmogelijk maakt en de verhuurder het gebrek niet hoeft te verhelpen. De rechter stelde vast dat de woning onbewoonbaar was door de brand, maar dat niet was aangetoond dat herstel van de woning onredelijk duur zou zijn. De opstalverzekeraar had ook nog geen beslissing genomen over de schade. Daarom werd de buitengerechtelijke ontbinding afgewezen.
Vervolgens beoordeelde de rechtbank de subsidiaire vordering van Thuis voor ontbinding wegens tekortkomingen. Thuis had aangevoerd dat [eiseres] verantwoordelijk was voor het gedrag van haar ex-partner [C], dat overlast en criminele activiteiten omvatte. De rechtbank oordeelde dat [eiseres] niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de gedragingen van [C], gezien haar rolstoelafhankelijkheid, de fysieke bedreiging door [C], en het feit dat zij de relatie had beëindigd. De gestelde criminele activiteiten en illegale prostitutie werden onvoldoende bewezen geacht. Er was ook geen bewijs dat [eiseres] betrokken was bij criminele activiteiten of dat zij de overlast had kunnen voorkomen.
De rechtbank concludeerde dat er geen tekortkomingen waren die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigden. De vordering tot ontbinding werd daarom afgewezen. Thuis werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eiseres] werden vastgesteld op €510,00.
In deze zaak speelde de rol van de ex-partner een cruciale rol. De rechtbank erkende de moeilijke omstandigheden van [eiseres] en haar beperkte mogelijkheden om de overlast en criminele activiteiten van haar ex-partner te voorkomen. Het belang van [eiseres] bij het behoud van haar woning woog zwaarder dan het belang van Thuis bij ontbinding van de huurovereenkomst, vooral gezien haar fysieke afhankelijkheid van de woning en het ontbreken van alternatieve huisvesting.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




