De zaak in het kort
De rechtbank Overijssel heeft uitspraak gedaan in een geschil tussen Partij A en Partij B, die sinds 2005 samenwerkten in een kostenmaatschap voor hun tandartspraktijken. Het geschil ontstond over de afwikkeling van deze maatschap, met name over de verdeling van activa en de waardebepaling daarvan. De rechtbank heeft bepaald dat de maatschap per 31 december 2023 wordt beëindigd en dat het bedrijfspand en de activa aan Partij B worden toegewezen, onder betaling van een vergoeding voor overbedeling. De waarde van de voorraad dental depots en de inventaris is vastgesteld, en er zal een deskundige worden ingeschakeld voor de waardebepaling van de voorraad medicamenten.
Het verloop van het proces en de feiten
Partij A en Partij B gingen op 1 januari 2005 een samenwerking aan in de vorm van een kostenmaatschap voor hun tandartsenpraktijken onder de naam “[bedrijf 1]”. De samenwerking werd vastgelegd in een maatschapsovereenkomst die de basis vormde voor de gedeelde en afzonderlijke kosten en verantwoordelijkheden. Partijen maakten gebruik van een gezamenlijk pand, dat in 2016 in gedeeld eigendom kwam. In de loop der jaren ontstonden meningsverschillen over de afwikkeling van de maatschap, met name na de ziekmelding van Partij A in juli 2023 en zijn beslissing om zijn praktijk te beëindigen.
In november 2023 begon Partij A met de overdracht van zijn patiënten aan een andere tandarts, wat leidde tot spanningen en een juridisch conflict over de beëindiging van de maatschap. Partij A stelde dat de maatschap per 31 december 2023 moest eindigen, terwijl Partij B een latere datum voorstond. Daarnaast bestonden er verschillen van mening over de waardebepaling van de activa en de afrekening van kosten. Partij A betoogde dat bepaalde kosten onterecht waren verdeeld, terwijl Partij B stelde dat er sprake was van een stilzwijgende wijziging van de overeenkomst.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank Overijssel oordeelde dat 31 december 2023 de peildatum is voor de beëindiging van de maatschap. De waarde van de voorraad dental depots werd vastgesteld op € 68.750,74 op basis van taxaties van beide partijen. De waarde van de inventaris werd vastgesteld op € 19.102,-. Voor de voorraad medicamenten en tandheelkundige verbruiksmaterialen zal een deskundige worden aangesteld om de waarde te bepalen, aangezien deze niet uit de stukken kon worden afgeleid.
De rechtbank wees de vordering van Partij A af die gebaseerd was op onverschuldigde betaling vanwege een te late klacht over de kostenverdeling, in het bijzonder omdat er jarenlang geen bezwaren waren geuit tegen de jaarrekeningen waarin deze verdeling was opgenomen. De rechtbank bepaalde dat de economische eigendom van het bedrijfspand was ingebracht in de maatschap, wat betekent dat de waardeverandering voor rekening van de maatschap komt. Het bedrijfspand wordt aan Partij B toegewezen tegen betaling van een vergoeding van € 262.500,- aan Partij A.
Daarnaast werd Partij A’s vordering met betrekking tot de kosten van een auto van de zaak deels toegewezen, aangezien er sprake was van een onjuiste fiscale bijtelling die ten onrechte op de maatschap was afgewenteld.
De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling en mogelijk inschakeling van een deskundige om de ontbrekende waardebepalingen vast te stellen. Partijen kunnen zich hierover uitlaten, waarbij de rechtbank partijen aanmoedigt om onderling tot een vergelijk te komen om verdere juridische kosten te vermijden. De kosten voor de taxatie van de dental depots worden door de maatschap gedragen, maar de taxatiekosten van het bedrijfspand moeten door de eigenaren zelf worden gedragen omdat het een aparte gemeenschap betreft.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.