De zaak in het kort
In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel de beroepen behandeld die waren ingediend tegen de omgevingsvergunning voor de bouw van een appartementencomplex in Markelo. Het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente had deze vergunning verleend aan [bedrijf 1] BV voor het realiseren van 26 appartementen. Eisers waren het hiermee niet eens en voerden diverse argumenten aan waarom de vergunning onterecht zou zijn verleend, waaronder strijdigheid met het bestemmingsplan en schending van enkele bestuursrechtelijke beginselen. De rechtbank heeft alle beroepen ongegrond verklaard.
Het verloop van het proces en de feiten
Het proces begon met de aanvraag van een omgevingsvergunning door [bedrijf 1] BV op 2 augustus 2023, om een appartementencomplex te bouwen op het Burgemeester de Beaufortplein 6, 10 en 11 in Markelo. Het betreffende terrein was voorheen in gebruik als kantoorpand en tijdelijk als basisschool tijdens de bouw van een nieuw kindcentrum. Het bestemmingsplan voor deze locatie, vastgesteld op 13 april 2021, gaf de locatie een woonbestemming.
De vergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente op 26 september 2023, nadat de stadsbouwmeester een positief advies had gegeven over het bouwplan. Tegen dit besluit werd bezwaar gemaakt door de eisers, die bij de rechtbank beroep instelden nadat hun bezwaar was afgewezen op 25 april 2024. Tijdens de procedure werd een verzoek om voorlopige voorziening door de rechtbank afgewezen.
Tijdens de zitting op 10 april 2025 werden de beroepen behandeld. Eisers voerden aan dat de verleende omgevingsvergunning in strijd was met het bestemmingsplan, met name omdat de appartementen voor sociale huur waren in plaats van koopappartementen, zoals aanvankelijk de bedoeling was. Ook klaagden zij over de hoogte van het gebouw en de parkeerregelingen. Daarnaast stelden zij dat diverse beginselen van behoorlijk bestuur waren geschonden.
Verweerder stelde zich op het standpunt dat er geen strijd was met het bestemmingsplan of andere relevante regels, en dat de vergunning terecht was verleend. Zij wezen erop dat het bestemmingsplan inmiddels onherroepelijk was, waardoor de mogelijkheid om daartegen op te komen, was verstreken.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank moest bepalen of de verleende omgevingsvergunning terecht was, gezien de weigeringsgronden in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank constateerde dat het bestemmingsplan onherroepelijk was, en dat er bij de vaststelling daarvan al een belangenafweging had plaatsgevonden. Hierdoor was er geen ruimte meer voor een nieuwe belangenafweging in deze procedure.
Ten aanzien van de claim dat de appartementen in strijd waren met het bestemmingsplan omdat het sociale huurwoningen zouden worden in plaats van koopwoningen, overwoog de rechtbank dat de planregels, die voor rechtszekerheid letterlijk moeten worden uitgelegd, geen onderscheid maakten tussen koop- en huurappartementen. Daarom was er geen sprake van strijd met het bestemmingsplan.
Wat betreft de hoogte van het gebouw en de beschrijving van het peil, oordeelde de rechtbank dat het peil voldoende duidelijk in de planregels was omschreven en dat de maximale bouwhoogte niet zou worden overschreden. Ook deze beroepsgrond werd ongegrond verklaard.
Bij het bezwaar over het parkeren stelde de rechtbank vast dat er een afwijkingsmogelijkheid bestond in de planregels, en dat verweerder terecht had geoordeeld dat er op een andere redelijke wijze in de nodige parkeerruimte kon worden voorzien. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de parkeerdruk in de openbare ruimte door het bouwplan zou afnemen.
Ten slotte verwierp de rechtbank de argumenten van eisers over de schending van beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank oordeelde dat, omdat het bestemmingsplan onherroepelijk was, eventuele toezeggingen of verwachtingen die in de aanloop naar de vaststelling daarvan waren gewekt, niet meer relevant waren. Bovendien was niet aannemelijk gemaakt dat verweerder jegens eisers vooringenomen had gehandeld.
De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en bevestigde daarmee dat de omgevingsvergunning terecht was verleend. Er was geen aanleiding voor een vergoeding van griffierecht of proceskosten. De eisers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.