VvErechtspraak.nl
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieën
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieën
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
VvErechtspraak.nl
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten

ECLI:NL:RBROT:2024:3703 ongegrond beroep tegen WOZ-waarde woning Rotterdam

by VvERechstpraak.nl
26/06/2025
Reading Time: 2 mins read
A A
0

De zaak in het kort

De rechtbank Rotterdam heeft op 22 april 2024 het beroep van een eiser tegen de gemeente Rotterdam behandeld. De zaak draaide om de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning op € 582.000,-, waartegen de eiser bezwaar had gemaakt. Het bezwaar was eerder ongegrond verklaard, waarna de eiser in beroep ging. De rechtbank oordeelde dat de gemeente de WOZ-waarde correct had vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Wel kende de rechtbank een immateriële schadevergoeding toe aan de eiser vanwege overschrijding van de redelijke termijn voor het behandelen van het bezwaar.

Gerelateerde uitspraken

ECLI:NL:GHAMS:2025:1785 hoger beroep WOZ-waarde woning gerechtshof Amsterdam

ECLI:NL:GHAMS:2025:1786 gerechtshof bevestigt WOZ-waarde en procesverloop

ECLI:NL:RBAMS:2025:4420 jeugdstraf voor rol bij ontploffing en mishandeling

Het verloop van het proces en de feiten

De eiser, eigenaar van een portiekflat in de wijk Struisenburg in Rotterdam, ontving op 31 januari 2022 een beschikking over de WOZ-waarde van zijn woning, vastgesteld op € 582.000,-. Dit leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. De eiser maakte bezwaar tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De eiser voerde aan dat de vastgestelde waarde te hoog was en verzocht om inzicht in de gehanteerde correcties die ten grondslag lagen aan de waarde.

Tijdens de zitting op 11 maart 2024, waar vertegenwoordigers van zowel de eiser als de gemeente aanwezig waren, werd besproken dat de woning een oppervlakte van 155 m² heeft en beschikt over een garage/parkeerplaats. De eiser betoogde dat vergelijkingsobjecten die door de gemeente gebruikt werden, niet geschikt waren, omdat deze luxere voorzieningen hadden en beter onderhouden waren. De gemeente had volgens de eiser ook geen rekening gehouden met andere relevante factoren zoals de hoge maandelijkse bijdragen en extra kosten van de Vereniging van Eigenaren (VvE).

De beslissing van de rechtbank

De rechtbank beoordeelde of de gemeente in strijd had gehandeld met artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ door niet alle gevraagde gegevens te verstrekken die ten grondslag lagen aan de waarde. De rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was, omdat de correctiefactoren al jarenlang gebruikt werden en bekend waren bij de gemachtigde van de eiser, die frequent bezwaarprocedures voert.

Verder moest de gemeente aannemelijk maken dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank vond dat de gemeente hierin geslaagd was. De vastgestelde waarde was gebaseerd op een systematische vergelijking met vergelijkbare woningen, en de verschillen tussen de woningen waren voldoende toegelicht. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser over de vergelijkingsobjecten en de staat van de voorzieningen, mede omdat de eiser deze stellingen niet voldoende onderbouwd had.

Ondanks de ongegrondverklaring van het beroep, kende de rechtbank de eiser een immateriële schadevergoeding toe van € 50,- vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor het behandelen van het bezwaar. Er waren twee jaar en twee maanden verstreken sinds het indienen van het bezwaarschrift, een overschrijding die volledig aan de bezwaarfase werd toegeschreven. De rechtbank kende ook een proceskostenvergoeding toe van € 218,75 aan de eiser voor het indienen van het verzoek om schadevergoeding.

Tot slot gaf de rechtbank aan dat de eiser, indien hij het niet eens was met de uitspraak, in hoger beroep kon gaan bij het gerechtshof Den Haag binnen zes weken na de verzending van de uitspraak.

ADVERTISEMENT

Lees de originele uitspraak hier.

Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.

ShareSendSend
Previous Post

ECLI:NL:RBGEL:2024:9758 verzoek tot ontslag bestuurder VvE afgewezen

Next Post

ECLI:NL:RBAMS:2025:2080 beëindiging huurovereenkomst sociale huurwoning

Gerelateerde uitspraken>>>

Bestemming van het appartement

ECLI:NL:GHAMS:2025:1785 hoger beroep WOZ-waarde woning gerechtshof Amsterdam

13/07/2025
Bestemming van het appartement

ECLI:NL:GHAMS:2025:1786 gerechtshof bevestigt WOZ-waarde en procesverloop

13/07/2025
Bestemming van het appartement

ECLI:NL:RBAMS:2025:4420 jeugdstraf voor rol bij ontploffing en mishandeling

12/07/2025

VvErechtspraak.nl

  • Contact
  • Over ons

Bezoek ook eens

Alle rechten onder voorbehoud © 2025 VvE Rechtspraak.

Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieën
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte

Alle rechten onder voorbehoud © 2025 VvE Rechtspraak.