De zaak in het kort
In de zaak voor de rechtbank Rotterdam met ECLI-nummer
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met een dagvaarding op 24 mei 2024, waarin JV Projects als eiseres optrad tegen [gedaagde] B.V. in een burgerlijk procesrechtelijke kwestie. In de hoofdzaak had [gedaagde] een eis in reconventie ingediend, waarop JV Projects nog niet had gereageerd. Naast de hoofdzaak liep er een incident, waarin JV Projects de rechtbank verzocht om toestemming om een derde partij, de VVE, in vrijwaring op te roepen. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 210 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Het proces kende verschillende fasen. Na de ontvangst van de dagvaarding en de eerste indiening van stukken, volgde een incident waarin JV Projects de nietigheid van de dagvaarding of de niet-ontvankelijkheid van de vordering probeerde te bewerkstelligen. Dit incident werd door de rechtbank behandeld en er werd een vonnis in het incident uitgesproken op 13 september 2024.
Vervolgens diende JV Projects een nieuwe vordering in het incident in, waarin ze de VVE wilde oproepen in vrijwaring. Deze oproeping in vrijwaring houdt in dat JV Projects de VVE aansprakelijk wenste te stellen voor eventuele schade of claims die uit de hoofdzaak zouden kunnen voortvloeien. De rechtbank diende te oordelen over de toelaatbaarheid van deze vordering.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank Rotterdam, bij monde van kantonrechter mr. S.H. Poiesz, gaf toestemming aan JV Projects om de VVE op te roepen in vrijwaring. De kantonrechter oordeelde dat JV Projects de eis voldoende had onderbouwd en dat er geen bezwaar was vanuit [gedaagde] tegen de oproeping van de VVE. Hierbij werd artikel 210 Rv toegepast, dat het mogelijk maakt om een derde partij in vrijwaring te betrekken wanneer er sprake is van een potentiële aansprakelijkheid van die derde ten opzichte van een van de procespartijen.
Daarnaast besloot de rechtbank dat beide partijen hun eigen proceskosten dienden te dragen. Dit betekent dat de kosten die elk van de partijen in het incident heeft gemaakt, niet door de tegenpartij vergoed hoeven te worden. Dit is een gebruikelijke beslissing wanneer partijen het eens zijn over een procedurele stap of wanneer de uitkomst van het incident geen van beide partijen significant bevoordeelt.
In de hoofdzaak kreeg JV Projects de gelegenheid om te reageren op de eis in reconventie op de rolzitting van 23 juli 2025. De rechtbank hield verdere beslissingen aan tot na deze zitting, wat betekent dat de inhoudelijke behandeling van de hoofdzaak nog moest plaatsvinden.
De uitspraak is een voorbeeld van hoe de rechtbank omgaat met complexe zaken waarin meerdere partijen betrokken zijn en waarin de aansprakelijkheid mogelijk gedeeld moet worden. De beslissing om een partij in vrijwaring op te roepen kan grote invloed hebben op de uitkomst van de hoofdzaak, aangezien het de verantwoordelijkheid voor een eventuele schadevergoeding kan verschuiven.
Deze zaak illustreert ook het belang van een goede processtrategie en het adequaat onderbouwen van vorderingen. Het feit dat [gedaagde] geen bezwaar had tegen de oproeping in vrijwaring, wijst erop dat er wellicht al enige consensus of verwachting was over de betrokkenheid van de VVE in de kwestie, wat het proces voor JV Projects vergemakkelijkte.
De uitspraak benadrukt tevens het belang van het burgerlijk procesrecht in het Nederlandse rechtssysteem, waar partijen de gelegenheid krijgen om hun zaak uitgebreid te presenteren en waar de rechter procedurele beslissingen neemt die de richting van een zaak kunnen bepalen. Het biedt een inzicht in de werking van rechtspraak en de manier waarop juridische kwesties worden opgelost, met respect voor de rechten en verplichtingen van alle betrokken partijen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.



