De zaak in het kort
In deze civielrechtelijke zaak verzocht de eiser, [eiser], de vernietiging van een besluit dat tijdens de algemene ledenvergadering van de Vereniging van Eigenaars (VvE) op 24 april 2025 was genomen. Het betrof de weigering van de VvE om de kosten te vergoeden die [eiser] had gemaakt voor de vervanging van kozijnen aan de achterkant van zijn appartement. [eiser] vroeg tevens om een vervangende machtiging voor de reeds geplaatste kozijnen en wilde dat de kosten van € 17.919,26 door de VvE zouden worden gedragen. De rechtbank Rotterdam wees deze verzoeken af.
Het verloop van het proces en de feiten
Op 30 mei 2025 diende [eiser] een verzoekschrift in bij de rechtbank Rotterdam, waarin hij de vernietiging van het VvE-besluit en de vergoeding van kosten eiste. De VvE had in de vergadering van 24 april 2025 besloten de kosten die [eiser] had gemaakt voor het vervangen van de kozijnen aan de achterkant van zijn appartement niet te vergoeden. [eiser] betoogde dat dit besluit in strijd was met het reglement en de beginselen van redelijkheid en billijkheid.
[eiser] had in april 2022 de kozijnen aan de achterzijde van zijn appartement op eigen kosten vervangen. In 2024 werden de overige kozijnen van de appartementen aan de achterkant van het complex vervangen, gefinancierd door de VvE, waarbij alle VvE-leden een extra bijdrage moesten betalen. [eiser] vond dat hij ongelijk behandeld werd en dat de VvE ongerechtvaardigd verrijkt was doordat hij zowel de vervanging van zijn kozijnen zelf had betaald als een extra bijdrage had geleverd.
Tijdens de zitting op 25 september 2025 werden de standpunten van beide partijen besproken. Bij de bespreking waren naast [eiser] en zijn gemachtigde ook vertegenwoordigers van de VvE aanwezig.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter oordeelde dat het VvE-besluit niet vernietigbaar was omdat het noch in strijd was met het reglement noch met de beginselen van redelijkheid en billijkheid. De rechter baseerde zich op de volgende punten:
1. **Verkeerde aanpak door [eiser]**: [eiser] had in 2022 de officiële procedures moeten volgen en de VvE moeten betrekken bij zijn plannen. Hij had een vergadering moeten initiëren of de kantonrechter om vervangende toestemming moeten vragen.
2. **Financiële overwegingen**: De VvE beschikte in 2022 over beperkte financiële middelen. Het was onwaarschijnlijk dat er destijds toestemming zou zijn gegeven voor vervanging van de kozijnen op kosten van de VvE, vooral omdat er geen concrete plannen of offertes voor een bredere renovatie lagen.
3. **Redelijke afweging door VvE**: In april 2025 maakte de VvE een redelijke afweging door niet in te stemmen met de terugbetaling aan [eiser]. De VvE wilde geen precedent scheppen en had eerder besloten dat eigenaren zelf verantwoordelijk waren voor de kosten van hun kozijnen, gezien het beperkte budget.
De rechtbank wees ook het verzoek om een vervangende machtiging af, aangezien [eiser] niet eerst de benodigde toestemming had gevraagd. Bovendien, indien het verzoek tot terugbetaling als een verzoek om toestemming met terugwerkende kracht zou worden beschouwd, zouden eventuele nadelige gevolgen van het late verzoek voor rekening van [eiser] komen.
De kantonrechter concludeerde dat de VvE in redelijkheid en naar billijkheid tot haar besluit was gekomen en dat er geen grond was voor vernietiging van het besluit of voor het verlenen van de gevraagde machtiging. De verzoeken van [eiser] werden daarom afgewezen. De proceskosten werden voor rekening van [eiser] gebracht, die € 814,- aan de VvE moest betalen voor de gemaakte kosten. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk uitgevoerd kon worden, zelfs als er hoger beroep zou worden aangetekend.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




