De zaak in het kort
De rechtbank Rotterdam behandelde een geschil tussen een appartementseigenaar, [eiser], en de Vereniging van Eigenaars (VvE) over de vergoeding van kosten voor vervangen kozijnen. [eiser] had op eigen initiatief en zonder toestemming van de VvE de kozijnen aan de achterzijde van zijn appartement laten vervangen en vroeg de VvE om deze kosten te vergoeden. De VvE had in een vergadering besloten geen vergoeding toe te kennen, wat door [eiser] werd aangevochten. De rechtbank oordeelde echter dat de VvE in redelijkheid en billijkheid tot haar besluit was gekomen en wees de verzoeken van [eiser] af.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een verzoekschrift van [eiser], bijgestaan door D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V., om een besluit van de VvE van 24 april 2025 te vernietigen. Het betrof een besluit om geen vergoeding te geven voor de door [eiser] reeds vervangen kozijnen. De VvE, vertegenwoordigd door mr. C. OāConnor, verweerde zich tegen dit verzoek.
Tijdens een zitting op 25 september 2025 werd de zaak besproken. [eiser] stelde dat het besluit van de VvE in strijd was met het reglement en de redelijkheid en billijkheid, omdat hij ongelijk behandeld werd in vergelijking met andere VvE-leden. De VvE had in 2024 de overige kozijnen van het complex wel vervangen op kosten van de VvE, waarvoor alle leden een extra bijdrage moesten leveren, inclusief [eiser].
De VvE beriep zich op de rechtsgeldigheid van haar besluit, dat volgens haar conform de regels en in redelijkheid was genomen. De kantonrechter beoordeelde de zaak op basis van artikel 5:130 lid 2 BW en artikel 2:15 BW, die besluiten vernietigbaar kunnen maken wegens strijd met een reglement of wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter oordeelde dat de VvE in redelijkheid en billijkheid haar besluit had genomen. Er waren drie hoofdredenen voor dit oordeel:
1. [eiser] had de officiƫle procedure moeten volgen en een vergadering moeten initiƫren of om een vervangende machtiging moeten vragen voordat hij de kozijnen verving. Dit had hij nagelaten, ondanks dat hij had kunnen weten dat de VvE als collectief verantwoordelijk was voor dergelijke kosten.
2. Het was onwaarschijnlijk dat de VvE in 2022, toen de kozijnen vervangen werden, het voorstel van [eiser] zou hebben goedgekeurd. De VvE had beperkte financiƫle middelen en er was geen concreet renovatieplan voor gezamenlijke vervangingen. Ook de overige appartementen hadden behoefte aan nieuwe kozijnen, wat een collectieve aanpak vereiste.
3. In april 2025 maakte de VvE een redelijke afweging door geen precedent te willen scheppen voor het individueel op kosten van de VvE vervangen van kozijnen. De VvE wilde voorkomen dat andere leden in de toekomst vergelijkbare claims zouden indienen. Bovendien was er een aanzienlijk verschil in kosten voor de vervangingen door [eiser] en de VvE, wat niet voldoende door [eiser] was verklaard.
Verder stelde de rechtbank dat [eiser] geen vervangende machtiging kon krijgen omdat hij niet eerst om toestemming had gevraagd bij de VvE, zoals vereist volgens artikel 5:121 BW. Ook de mogelijkheid van toestemming met terugwerkende kracht kon niet worden gehonoreerd omdat [eiser] drie jaar had gewacht met zijn verzoek, waardoor de noodzaak en redelijkheid van de kosten niet meer konden worden gecontroleerd.
De rechtbank besloot de verzoeken van [eiser] af te wijzen en veroordeelde hem tot het betalen van de proceskosten van de VvE, begroot op ⬠814,-. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat deze direct kon worden uitgevoerd ondanks eventuele verdere juridische stappen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.



