De zaak in het kort
De zaak betreft een conflict tussen [persoon A], een particuliere eigenaar, en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een naastgelegen appartementencomplex in Sliedrecht. [persoon A] beweert dat de VvE een deel van zijn grond heeft bebouwd en eist de verwijdering van de overbouw. De VvE daarentegen stelt dat zij door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van de betwiste strook grond. De rechtbank moet beslissen over het eigendom van de grond en de gevolgen van de overbouw.
Het verloop van het proces en de feiten
Het appartementencomplex van de VvE werd gebouwd tussen 2019 en 2020, naast het perceel van [persoon A]. Een oude stenen muur scheidt de erven, die de VvE als erfgrens beschouwt. Echter, volgens [persoon A] bevindt deze muur zich niet op de werkelijke erfgrens, wat door een kadastrale meting werd bevestigd. [persoon A] vorderde dat de VvE de overbouw zou verwijderen. De VvE stelde echter dat zij inmiddels door verkrijgende verjaring eigenaar was geworden van de grond.
In een eerder vonnis werd [persoon A] opgedragen te bewijzen dat hij eigenaar was van de strook grond. De rechtbank komt hier nu op terug en bepaalt dat de VvE moet aantonen dat zij door verjaring eigenaar is geworden. De VvE heeft echter onvoldoende bewijs geleverd, zodat [persoon A] als eigenaar wordt erkend.
Desondanks oordeelde de rechtbank dat de VvE de overbouw niet hoeft te verwijderen, omdat dit voor de VvE onevenredig nadelige gevolgen zou hebben, zoals de sloop van het gehele parkeerdek. [persoon A] kreeg de keuze om een erfdienstbaarheid te vestigen of de grond over te dragen, beide tegen schadeloosstelling.
Daarnaast eiste de VvE dat zij ook eigenaar was van een andere strook grond aan de achterzijde van haar perceel, gebruikt door [persoon A]. Ook hier moest de VvE bewijs leveren dat zij door verjaring eigenaar was geworden, wat niet is gelukt.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank besloot dat [persoon A] eigenaar blijft van de strook grond tussen zijn erf en dat van de VvE. De VvE is er niet in geslaagd te bewijzen dat zij door verjaring eigenaar is geworden. De rechtbank benadrukte dat voor een eigendomsovergang door verjaring duidelijke bezitsdaden vereist zijn, wat in deze zaak niet overtuigend is aangetoond door de VvE.
Hoewel [persoon A] eigenaar blijft, hoeft de VvE de overbouw niet te verwijderen vanwege de disproportionele nadelige gevolgen. [persoon A] krijgt de mogelijkheid om te kiezen tussen het vestigen van een erfdienstbaarheid of de overdracht van de grond, met een passende schadeloosstelling. De rechtbank vraagt [persoon A] om zich hierover uit te laten.
De rechtbank wijst de vordering van [persoon A] voor vergoeding van kosten van een expertise-onderzoek af, omdat deze kosten niet toewijsbaar zijn nu ze betrekking hebben op een ingetrokken deel van de vordering.
De procedurekosten worden voorlopig aangehouden, in afwachting van verdere reacties van partijen. In reconventie is de VvE niet geslaagd in haar bewijsopdracht en haar vordering is op beide punten afgewezen.
Deze zaak illustreert de juridische complexiteit rondom eigendomsgeschillen en de toepassing van verjaringsregels in het goederenrecht. De uitspraak biedt [persoon A] en de VvE een richting voor een mogelijke minnelijke schikking, waarbij beide partijen kunnen kiezen voor een praktische oplossing met betrekking tot de overbouw en de bijbehorende grond.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.