De zaak in het kort
In deze zaak stond een geschil centraal tussen [persoon A] en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een appartementencomplex in Sliedrecht. Het conflict draaide om de eigendom van een strook grond tussen het perceel van [persoon A] en het appartementencomplex, alsmede een situatie van overbouw. [persoon A] beweerde dat de VvE deels op zijn grond had gebouwd en eiste verwijdering van deze overbouw. De VvE stelde echter dat zij door verkrijgende verjaring eigenaar was geworden van de grond in kwestie en vroeg de rechtbank om dat te bevestigen.
Het verloop van het proces en de feiten
Het appartementencomplex van de VvE werd tussen 2019 en 2020 gebouwd naast het perceel van [persoon A]. Tussen de percelen stond al ongeveer 40 jaar een stenen muur, die door de VvE als erfgrens werd beschouwd. Echter, uit een kadastrale meting bleek dat de muur niet op de erfgrens stond. De VvE stelde dat zij door verjaring eigenaar was geworden van de strook grond waarop de overbouw zich bevond.
In een eerder vonnis had de rechtbank besloten dat [persoon A] moest bewijzen eigenaar te zijn van de strook grond. Later kwam de rechtbank hierop terug en oordeelde dat het aan de VvE was om te bewijzen dat zij door verjaring eigenaar was geworden, wat de VvE echter onvoldoende had onderbouwd. Ondanks dat [persoon A] eigenaar bleef, hoefde de VvE de overbouw niet te verwijderen, omdat dit onevenredig nadelig zou zijn voor de VvE.
De rechtbank besloot dat [persoon A] in overeenstemming met artikel 5:54 BW kon kiezen tussen het vestigen van een erfdienstbaarheid voor de overbouw of het overdragen van de grond, met in beide gevallen een passende schadeloosstelling. Daarnaast had de VvE een tweede tegenvordering ingediend over een andere strook grond aan de achterzijde van haar perceel, maar ook hier faalde zij in het bewijs van eigendomsverkrijging door verjaring.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat de VvE niet had aangetoond dat zij door verjaring eigenaar was geworden van de betwiste stroken grond. Hierdoor bleef [persoon A] de rechtmatige eigenaar. De rechtbank stond [persoon A] echter toe om een keuze te maken tussen het vestigen van een erfdienstbaarheid of overdracht van de grond, zoals bedoeld in artikel 5:54 BW, met bijbehorende schadeloosstelling.
De rechtbank verwierp de vordering van [persoon A] voor kostenvergoeding van een onderzoek door Top Expertise, aangezien deze kosten verband hielden met een deel van de oorspronkelijke vordering dat inmiddels was ingetrokken. De rechtbank achtte deze kosten niet toewijsbaar.
Wat betreft de proceskosten, kreeg [persoon A] de gelegenheid om te reageren op het standpunt van de VvE dat er rekening gehouden moest worden met de vermindering van zijn eis. De rechtbank zal na deze reactie verder beslissen over de proceskosten.
In reconventie besloot de rechtbank dat de VvE niet was geslaagd in het bewijs dat zij eigenaar was geworden van de strook grond aan de achterzijde van het complex. Ook op dit punt wees de rechtbank de vordering van de VvE af.
De rechtbank besloot om de zaak aan te houden voor verdere behandeling en een nadere beslissing in conventie en reconventie. De VvE kreeg de gelegenheid om te reageren op de keuze van [persoon A] met betrekking tot artikel 5:54 BW.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.