De zaak in het kort
De kern van de juridische kwestie betreft de vraag of de besloten vennootschap BMG Vastgoed B.V., die een nieuwbouwproject wil realiseren, het recht heeft om gebruik te maken van een gedeelte van het perceel van de gedaagde, The Yellow Brick Roads B.V. BMG beroept zich op het ladder- of steigerrecht uit artikel 5:56 van het Burgerlijk Wetboek, dat onder bepaalde voorwaarden tijdelijk gebruik van een ander perceel toestaat voor bouwdoeleinden. De rechtbank heeft de vordering van BMG afgewezen omdat niet aan de eisen van behoorlijke kennisgeving en schadeloosstelling is voldaan en Yellow Brick gewichtige redenen heeft om het gebruik van hun perceel te weigeren.
Het verloop van het proces en de feiten
Het proces begon met een dagvaarding door BMG op 7 februari 2025, waarin zij de rechtbank verzocht Yellow Brick te verplichten tijdelijk gebruik van hun perceel toe te staan voor bouwwerkzaamheden. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 februari 2025. BMG is eigenaar van twee percelen in Rotterdam, waarvan één braak ligt en waarop zij een nieuw bedrijfsgebouw wil oprichten. Naast het braakliggende perceel ligt een perceel dat eigendom is van Yellow Brick, waarop Brightside B.V. een pand huurt.
BMG heeft in 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd en gekregen voor de bouw van een bedrijfsgebouw. In de loop van 2024 communiceerde BMG met Brightside over het bouwproject en verzocht om medewerking voor het gebruik van hun perceel voor bouwdoeleinden. Brightside weigerde dit verzoek met het argument dat het gebruik van hun perceel belangrijke veiligheids- en gebruiksfuncties in gevaar zou brengen.
BMG stelde vervolgens een formeel verzoek aan Brightside en Yellow Brick om op grond van artikel 5:56 BW hun perceel te mogen gebruiken, wat wederom werd geweigerd. Yellow Brick diende op 14 februari 2025 een verzoek in bij de gemeente om de verleende omgevingsvergunning in te trekken.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank beoordeelde dat BMG een spoedeisend belang had vanwege de geplande start van de bouwwerkzaamheden. Echter, de rechtbank oordeelde dat BMG niet had voldaan aan de vereisten voor behoorlijke kennisgeving en schadeloosstelling. BMG had Yellow Brick niet tijdig en concreet geïnformeerd over de bouwplannen en de noodzaak om hun perceel te gebruiken. Bovendien had BMG geen concrete schadeloosstelling aangeboden die de potentiële risico’s en overlast voor Yellow Brick zou dekken.
De rechtbank vond dat Yellow Brick gerechtvaardigde redenen had om het gebruik van hun perceel te weigeren. Deze redenen omvatten onder andere de impact op de nood- en vluchtroutes en de verzekeringstechnische gevolgen van de bouwwerkzaamheden op hun perceel.
De rechtbank wees de vorderingen van BMG af en veroordeelde hen in de proceskosten van Yellow Brick, die werden begroot op € 1.999,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de kosten direct door BMG moeten worden betaald. De rechter benadrukte dat de belangenafweging in een bodemprocedure waarschijnlijk in het voordeel van Yellow Brick zou uitvallen, mede door de gebrekkige kennisgeving en schadeloosstelling door BMG.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.