De zaak in het kort
In een kort geding bij de Rechtbank Rotterdam heeft BMG Vastgoed B.V. geprobeerd af te dwingen dat zij gebruik mochten maken van een aangrenzend perceel van Yellow Brick Roads B.V. voor hun nieuwbouwproject in Rotterdam. BMG deed hierbij een beroep op het zogenoemde ladder- of steigerrecht volgens artikel 5:56 van het Burgerlijk Wetboek. Dit recht houdt in dat een eigenaar van een perceel tijdelijk gebruik kan maken van een ander perceel voor bouwactiviteiten, na behoorlijke kennisgeving en tegen schadeloosstelling, tenzij de eigenaar van het andere perceel gewichtige redenen heeft om dit te weigeren. De rechtbank wees de vordering van BMG af vanwege het ontbreken van behoorlijke kennisgeving en schadeloosstelling en omdat Yellow Brick gewichtige redenen had om het gebruik te weigeren.
Het verloop van het proces en de feiten
BMG is eigenaar van twee percelen in Rotterdam, waarvan één sinds 2016 braak ligt. Zij wenst op dit braakliggende perceel nieuwbouw te realiseren. Naast dit perceel ligt een perceel van Yellow Brick, waarop een groothandel in drukwerk, Brightside, is gevestigd. Voor de bouwactiviteiten wilde BMG gebruik maken van een deel van het perceel van Yellow Brick. BMG heeft hiertoe een omgevingsvergunning aangevraagd en verkregen van de gemeente Rotterdam.
BMG heeft Brightside via e-mail geïnformeerd over de bouwplannen en verzocht om medewerking voor het gebruik van een deel van hun perceel. Brightside heeft dit verzoek afgewezen, onder verwijzing naar de noodzaak van het vrijhouden van vluchtwegen en brandveiligheidseisen. Daarna heeft BMG formeel toestemming gevraagd op basis van artikel 5:56 BW, maar ook dit verzoek werd afgewezen. Yellow Brick, de eigenaar van het perceel, heeft de gemeente verzocht de verleende omgevingsvergunning in te trekken.
In het kort geding vorderde BMG dat Yellow Brick werd veroordeeld om hen toe te staan het perceel te gebruiken voor diverse bouwactiviteiten, met een dwangsom in geval van niet-nakoming. Yellow Brick verweerde zich door te stellen dat er geen behoorlijke kennisgeving had plaatsgevonden en dat er gewichtige redenen waren om het gebruik te weigeren.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank beoordeelde de spoedeisendheid van de zaak en oordeelde dat BMG een spoedeisend belang had vanwege de geplande start van de bouwactiviteiten. Echter, bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep op artikel 5:56 BW constateerde de rechtbank dat BMG niet aan de vereisten van behoorlijke kennisgeving en schadeloosstelling had voldaan.
BMG had Brightside/Yellow Brick pas benaderd nadat de bouwplannen al vaststonden en had geen concrete schadeloosstelling aangeboden. Bovendien was er geen overleg geweest over minder bezwaarlijke uitvoeringen van de bouwactiviteiten. Yellow Brick had gewichtige redenen om het gebruik te weigeren, zoals het belang van het vrijhouden van vluchtwegen.
De rechtbank concludeerde dat er in een bodemprocedure waarschijnlijk in het voordeel van Yellow Brick zou worden geoordeeld en dat BMG’s beroep op artikel 5:56 BW zou worden verworpen. De vorderingen van BMG werden op alle onderdelen afgewezen. BMG werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Yellow Brick, begroot op € 1.999,00. Het vonnis werd wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.