De zaak in het kort
In deze zaak, behandeld door de rechtbank Rotterdam, draait het om een geschil tussen een Vereniging van Eigenaars (VvE) en twee appartementseigenaren, aangeduid als [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De VvE eist betaling van achterstallige en toekomstige VvE-bijdragen van beide gedaagden. Daarnaast heeft [gedaagde 1] een vrijwaringsprocedure aangespannen tegen [gedaagde 2], waarin hij eist dat zij alle betalingen die hij aan de VvE moet doen, aan hem terugbetaalt. De rechtbank heeft beide vorderingen toegewezen.
Het verloop van het proces en de feiten
De processtukken in de hoofdzaak omvatten onder meer een dagvaarding en een eisvermindering door de VvE. In de vrijwaringszaak zijn eveneens dagvaardingstukken en een antwoord ingediend. Tijdens een zitting op 17 februari 2024 zijn beide zaken gelijktijdig besproken.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn mede-eigenaren van een appartement en daarmee automatisch lid van de VvE. Ze zijn daardoor verplicht om maandelijks VvE-bijdragen te betalen. De VvE vordert betaling van de achterstallige bedragen en toekomstige bijdragen. Na een eisvermindering bedraagt de vordering nog € 451,87, exclusief proceskosten. [gedaagde 1] heeft, via een vrijwaringsprocedure, [gedaagde 2] opgeroepen om aan hem alle bedragen te betalen die hij eventueel aan de VvE moet voldoen.
Uit de zitting bleek dat [gedaagde 2] al een gedeeltelijke betaling van € 149,86 aan de VvE had gedaan, waardoor een restbedrag van € 302,01 overbleef. De rechtbank oordeelde dat kosten voor een kadastraal uittreksel van € 6,05 niet noodzakelijk waren en wees deze af, wat het restbedrag op € 295,96 bracht, inclusief incassokosten en wettelijke rente.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank heeft de vordering van de VvE grotendeels toegewezen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn hoofdelijk veroordeeld om € 295,96 aan de VvE te betalen, inclusief de wettelijke rente vanaf 4 februari 2025. Ook zijn ze verplicht om toekomstige VvE-bijdragen te voldoen zolang ze lid zijn, met de mogelijkheid van renteverhoging bij te late betalingen.
Wat betreft de proceskosten in de hoofdzaak, zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeeld tot betaling van € 1.258,77 aan de VvE. Deze kosten omvatten dagvaardingskosten, griffierecht, salaris voor de gemachtigde en nakosten.
In de vrijwaringszaak heeft de rechtbank bepaald dat indien [gedaagde 1] vanwege de veroordeling in de hoofdzaak aan de VvE betaalt, [gedaagde 2] het betaalde bedrag aan hem moet terugbetalen. [gedaagde 2] is daarnaast veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan [gedaagde 1], begroot op € 794,72, inclusief wettelijke rente.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het direct uitgevoerd mag worden, zelfs als er hoger beroep wordt aangetekend. De rechtbank heeft eventuele overige of aanvullende vorderingen afgewezen.
Met deze uitspraak heeft de rechtbank duidelijkheid verschaft over de betalingsverplichtingen van de gedaagden jegens de VvE en de onderlinge financiële afwikkeling tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De uitspraak benadrukt het belang van het nakomen van financiële verplichtingen binnen een VvE en de juridische consequenties bij het niet-nakomen daarvan.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.