De zaak in het kort
De zaak betreft een conflict tussen een bewoner, [verzoeker], van een appartement in Rotterdam en zijn bovenburen, [verweerders]. [verzoeker] heeft geluidsoverlast ervaren van het appartement boven hem en heeft meerdere keren geluidsmetingen laten uitvoeren. Ondanks aanpassingen aan de vloer door [verweerders] en bevestiging van de Vereniging van Eigenaren (VvE) dat de vloer voldoet aan de geluidsnormen, blijft [verzoeker] geluidsoverlast ervaren. Hij heeft de rechtbank verzocht om een voorlopig deskundigenbericht voor een nieuw geluidsonderzoek. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen omdat er al voldoende objectieve onderbouwing is voor de stelling van geluidsoverlast en een nieuw onderzoek niet terzake dienend wordt geacht.
Het verloop van het proces en de feiten
Het proces begon met een verzoekschrift van [verzoeker] ingediend op 20 november 2024, waarin hij een voorlopig deskundigenbericht vroeg. De verweerders, [verweerder 1] en [verweerder 2], dienden hun verweerschrift in op 10 februari 2025. Op 18 februari 2025 vond een mondelinge behandeling plaats.
Volgens de feiten woont [verzoeker] in een appartement onder dat van [verweerders], die hun appartement verhuren. [verzoeker] heeft geluidsoverlast ervaren en in overleg met [verweerders] en de VvE zijn vier geluidsonderzoeken uitgevoerd. De eerste drie onderzoeken werden uitgevoerd door Sound and Stage op voorstel van [verzoeker]. Na deze onderzoeken hebben [verweerders] hun vloer aangepast, onder andere door een pvc-vloer te leggen met een geïntegreerde isolerende ondervloer.
Het vierde geluidsonderzoek werd uitgevoerd door geluidsmetingen.com volgens de NEN5077-norm en de NEN1070-norm voor contactgeluid in woongebouwen. Deze metingen toonden aan dat alleen de vloer in slaapkamer 1 van [verweerders] niet aan de norm voldeed. [verweerders] legden daarop een vinylvloer in slaapkamer 1, en de VvE bevestigde dat de vloer nu aan alle eisen voldeed.
Desondanks bleef [verzoeker] geluidsoverlast ervaren en twijfelde aan de juistheid van het laatste onderzoek. Hij stelde dat de vinylvloer op de pvc-vloer als een (half)harde vloer moest worden gezien en dat dit de geluidsoverlast juist vergrootte. [verweerder 1] en [verweerder 2] wilden niet meer meewerken aan andere onderzoeken en betwistten de noodzaak van een nieuw deskundigenbericht.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank beoordeelde het verzoek van [verzoeker] aan de hand van de geldende juridische criteria. Volgens artikel 202 lid 1 Rv kan een voorlopig deskundigenbericht worden gelast indien het verzoek terzake dienend is en feiten betreft die daarmee bewezen kunnen worden. Het verzoek moet echter ook voldoen aan de goede procesorde en er mag geen sprake zijn van misbruik van procesrecht.
De rechtbank oordeelde dat [verzoeker] al voldoende objectieve onderbouwing had voor zijn stelling van geluidsoverlast op basis van de eerdere onderzoeken en dat hij daarmee al een basis heeft voor een bodemprocedure. Het verzoek om een nieuw deskundigenbericht werd als niet terzake dienend afgewezen.
Daarnaast veroordeelde de rechtbank [verzoeker] in de proceskosten van de verweerders, begroot op € 1.737,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De rechtbank verklaarde deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de kosten direct betaald moeten worden, ook als er beroep wordt ingesteld.
De rechtbank zag geen aanleiding om de werkelijke proceskosten toe te wijzen, omdat de verweerders onvoldoende hadden aangetoond dat er sprake was van misbruik van procesrecht. Hierdoor blijft de veroordeling beperkt tot de reguliere proceskosten.
Deze beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025 door mr. P. de Bruin. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing en afweging bij een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht, vooral wanneer eerdere onderzoeken al hebben plaatsgevonden.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.