De zaak in het kort
In deze zaak hebben de eisers, [eiseres] en [eiser], een huurprijsvermindering geëist van hun verhuurder, [gedaagde], vanwege een lekkage in hun huurwoning die leidde tot aanzienlijke schimmelproblemen. De rechtbank in Rotterdam heeft hun verzoek gedeeltelijk toegewezen, met een huurprijsvermindering van 60% van 29 december 2023 tot 13 februari 2024 en 40% van 14 februari 2024 tot 23 mei 2024. De eisers vorderden ook een schadevergoeding voor de extra kosten die ze maakten, maar deze werd afgewezen.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding op 20 september 2024. [eiseres] en [eiser] huurden een woning van [gedaagde]. Voorafgaand aan [eiser] als huurder, had [eiseres] de woning met een andere huurder gehuurd. Op 29 december 2023 ontstond er een lekkage in de woning die leidde tot water onder de laminaatvloer, vocht- en schimmelproblemen. Door deze problemen konden bepaalde delen van de woning, zoals een slaapkamer en de woonkamer, niet gebruikt worden. De lekkage werd verholpen op 13 februari 2024, en de schimmelproblemen werden tussen 23 en 31 mei 2024 aangepakt.
Tijdens de zitting op 7 mei 2025 waren beide partijen aanwezig. [eiseres] en [eiser] eisten een huurprijsvermindering van 60% gedurende de periode van 29 december 2023 tot 23 mei 2024. Ze huurden een andere woonruimte tijdens de herstelwerkzaamheden in mei 2024, waarvoor [gedaagde] de huurprijs terugbetaalde, maar niet de aanvullende schade vergoedde. [gedaagde] betwistte de hoogte van de gevorderde huurprijsvermindering en de geleden schade, maar gaf toe dat hij de lekkage zo snel mogelijk had verholpen.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een gebrek aan het gehuurde, met een lekkende leiding in de badkamer. De schimmelproblemen en de muffe geur werden als gebrek erkend. De kantonrechter wees een huurprijsvermindering van 60% toe voor de periode van de actieve lekkage, van 29 december 2023 tot 13 februari 2024, en een vermindering van 40% vanaf 14 februari 2024 tot 23 mei 2024, toen de schimmelproblemen nog aanwezig waren.
De kantonrechter stelde vast dat [gedaagde] de gebreken had erkend en dat de huurprijsvermindering gerechtvaardigd was vanwege de vermindering van het woongenot. De eisers hadden recht op een huurprijsvermindering volgens artikel 7:207 BW, omdat de schimmelproblemen een ernstige vermindering van het huurgenot opleverden. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] € 3.682,12 aan [eiseres] en [eiser] moest terugbetalen voor de onverschuldigd betaalde huurpenningen.
De eis voor schadevergoeding werd echter afgewezen. De kantonrechter overwoog dat er geen sprake was van een gebrek bij de aanvang van de huurovereenkomst en dat het gebrek niet aan [gedaagde] was toe te rekenen. Er was onvoldoende bewijs dat [gedaagde] nalatig was geweest in het verhelpen van de schade.
Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot het betalen van € 596,78 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter vond dit bedrag redelijk, gezien de gevoerde correspondentie tussen de partijen. De wettelijke rente over de huurprijsvermindering en de buitengerechtelijke kosten werd toegewezen, maar niet over de schadevergoeding, aangezien deze was afgewezen.
Ten slotte werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] en [eiser] werden begroot op € 1.061,72. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zodat het onmiddellijk uitgevoerd kon worden, zelfs als er beroep wordt aangetekend.
In conclusie, de rechtbank erkende de vermindering van het huurgenot door de lekkage en schimmelproblemen en kende een substantiële huurprijsvermindering toe aan [eiseres] en [eiser]. Echter, zonder toerekenbare schuld van de verhuurder, werd de gevorderde schadevergoeding afgewezen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.
