De zaak in het kort
In een zaak behandeld door de rechtbank Rotterdam op 30 juni 2025, werd de verdachte veroordeeld voor medeplichtigheid aan oplichting via een bouwbedrijf. De verdachte kreeg een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De oplichting vond plaats via een door de verdachte opgericht bouwbedrijf dat slechts een lege huls bleek te zijn. Medeverdachten gebruikten het bedrijf om tientallen klanten te bewegen tot aanbetalingen voor bouwwerkzaamheden die nooit plaatsvonden. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzetten van het bedrijf en het faciliteren van de oplichtingspraktijken, ondanks dat hij beweerde niet op de hoogte te zijn van de criminele intenties van zijn medeverdachten.
Het verloop van het proces en de feiten
De verdachte richtte in december 2022 een bouwbedrijf op, [bedrijf A], en opende een zakelijke bankrekening. De medeverdachten gebruikten dit bedrijf om klanten via internetsites zoals homedeal.nl en werkspot.nl te benaderen. Potentiële klanten werden door een medeverdachte bezocht die zich voordeed als inmeter van het bedrijf. Deze medeverdachte, [medeverdachte 2], gebruikte een valse naam en presenteerde het bedrijf als een betrouwbaar klusbedrijf. Klanten kregen een offerte en werden aangemoedigd om aanbetalingen te doen met de belofte van kortingen. Na betaling verscheen niemand van het bedrijf en werd er geen contact meer gelegd.
De rechtbank stelde vast dat [bedrijf A] alleen op papier bestond en dat er geen daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten plaatsvonden. De verdachte had de zakelijke bankrekening geopend en de bijbehorende bankpassen overhandigd aan een medeverdachte. Ondanks zijn beweringen dat hij niet op de hoogte was van de criminele activiteiten, bleek uit WhatsApp-berichten dat hij regelmatig contact had met de medeverdachte en op de hoogte was van de activiteiten onder de vlag van [bedrijf A].
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte medeplichtig was aan oplichting. Hij hielp bij het oprichten van het bedrijf en opende een zakelijke bankrekening, wat essentieel was voor de uitvoering van de oplichtingspraktijken door de medeverdachten. Dit maakte hem schuldig aan het verschaffen van middelen en hulp bij de oplichting. De verdachte kreeg een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank zag af van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, mede omdat de verdachte openheid van zaken had gegeven en zijn rol relatief beperkt was.
Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen behandeld. Verschillende slachtoffers hadden aanbetalingen gedaan voor niet-uitgevoerde werkzaamheden. De rechtbank kende de vorderingen voor terugbetaling van deze aanbetalingen toe. De verdachte en zijn mededaders werden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade. Ook werd bepaald dat de verdachte wettelijke rente over de schadevergoedingen diende te betalen. De rechtbank wees enkele vorderingen van de benadeelde partijen af of verklaarde deze niet-ontvankelijk, vooral waar de schade onvoldoende werd onderbouwd of waar het om vorderingen zonder duidelijk bedrag ging.
De uitspraak toont de complexiteit van zaken waarbij meerdere personen betrokken zijn in een oplichtingszaak en benadrukt het belang van bewijsvoering en de rol van communicatie in het vaststellen van medeplichtigheid. De rechtbank balanceerde de ernst van het feit met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, wat resulteerde in een straf die zowel afstraffend als preventief bedoeld is.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.