De zaak in het kort
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam een verdachte veroordeeld voor medeplichtigheid aan oplichting. De verdachte had een bouwbedrijf opgericht dat in werkelijkheid een lege huls was, om medeverdachten in staat te stellen tientallen slachtoffers op te lichten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, en het betalen van schadevergoedingen aan de benadeelde partijen.
Het verloop van het proces en de feiten
De verdachte was benaderd door een medeverdachte om een bedrijf, [bedrijf A], op te richten. Hij zou hiervoor een financiële vergoeding ontvangen. De verdachte opende een zakelijke bankrekening en overhandigde de bijbehorende bankpassen aan de medeverdachte. Het bedrijf werd gepresenteerd als een bona fide klusbedrijf, maar voerde nooit enige werkzaamheden uit. Medeverdachten gebruikten valse namen en hoedanigheden om klanten te overtuigen aanbetalingen te doen voor bouwwerkzaamheden die nooit werden uitgevoerd. Het bedrijf, dat alleen op papier bestond, had geen officiële kantoorruimte, werknemers, of bedrijfsactiviteiten.
Het oplichtingsplan bestond uit het aannemen van een valse identiteit en het creëren van een samenweefsel van verdichtsels. De medeverdachten bezochten potentiële klanten, deden zich voor als gespecialiseerde werknemers van het bedrijf en vroegen aanbetalingen voor materialen en werkzaamheden. Uiteindelijk werden de klanten zonder enige dienstverlening achtergelaten, terwijl het bedrijf onbereikbaar werd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte medeplichtig was aan deze oplichting door zijn rol in het oprichten en faciliteren van het bedrieglijke bedrijf. Ondanks zijn bewering dat hij niet op de hoogte was van de oplichtingspraktijken, wees de rechtbank dit af, mede door de inhoud van communicatie tussen hem en de medeverdachten.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan oplichting. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank besloot af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de beperkte rol van de verdachte en zijn openheid tijdens het proces.
Daarnaast werd de verdachte verplicht schadevergoedingen te betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank kende schadevergoedingen toe voor de bedragen die de slachtoffers aan het valse bedrijf hadden betaald. Ook werden enkele bijkomende kosten zoals reiskosten en juridische kosten gedeeltelijk toegewezen.
De verdachte en zijn medeverdachten werden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoedingen, wat betekent dat de betaling door één van hen de anderen van de verplichting bevrijdt. De rechtbank wees ook wettelijke rente toe over de te vergoeden bedragen vanaf het moment van betaling door de slachtoffers.
De rechtbank benadrukte dat de verdachte, ondanks dat hij niet de hoofdpleger was, een essentiële rol speelde door zijn identiteitsgegevens en zakelijke handelingen ter beschikking te stellen aan de medeverdachten. Hiermee heeft hij bewust bijgedragen aan de oplichting van een groot aantal mensen. De zaak illustreert hoe georganiseerde oplichtingspraktijken vaak afhangen van samenwerking en het gebruik van tussenpersonen om criminele activiteiten te verhullen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.