De zaak in het kort
In een strafzaak bij de Rechtbank Rotterdam is een verdachte veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij oplichting en witwassen. De verdachte, samen met medeverdachten, richtte een bouwbedrijf op dat louter op papier bestond. Dit bedrijf misleidde klanten via internetsites, waardoor zij betalingen deden voor bouwwerkzaamheden die nooit werden uitgevoerd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor medeplegen van oplichting en gewoontewitwassen.
Het verloop van het proces en de feiten
Het proces vond plaats op 5 en 6 juni 2025 en had betrekking op een reeks van oplichting en witwasactiviteiten die plaatsvonden tussen november 2022 en juni 2023. De verdachte, samen met medeverdachten, gebruikte een schijnconstructie van een bouwbedrijf genaamd [bedrijf A], dat werd opgericht door een katvanger. Dit bedrijf bestond alleen op papier en had geen daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten. Klanten kwamen in contact met [bedrijf A] via populaire kluswebsites zoals homedeal.nl en werkspot.nl. Na een kennismaking en het ontvangen van een offerte, werden klanten gevraagd een aanbetaling te doen. De beloofde werkzaamheden werden echter nooit uitgevoerd, en de klanten konden geen contact meer leggen met het bedrijf.
De medeverdachten speelden elk een specifieke rol in de oplichtingspraktijk. Eén van hen presenteerde zich als inmeter en gebruikte een valse naam om klanten te overtuigen van de authenticiteit van het bedrijf. De verdachte zelf was betrokken bij de oprichting van de onderneming en had toegang tot de bankrekeningen van het bedrijf, waar de gestorte bedragen door de klanten op werden ontvangen. Deze bedragen werden vervolgens snel contant opgenomen.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het medeplegen van oplichting en gewoontewitwassen. Het bewijs hiervoor omvatte onder andere verklaringen van medeverdachten, banktransacties en communicatie via Whatsapp die de betrokkenheid van de verdachte aantoonden. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte samen met medeverdachten een plan had opgezet om klanten op te lichten door zich voor te doen als een bonafide bouwbedrijf.
Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de duur van de oplichtingspraktijken, het aantal gedupeerden en de hoogte van de bedragen die de slachtoffers verloren. Ook werd in acht genomen dat de verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn daden nam en geen inzicht toonde in de impact van zijn handelen op de slachtoffers.
De opgelegde straf bestond uit een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Dit voorwaardelijke deel van de straf was bedoeld om de verdachte te weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten.
Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen voor een groot deel toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade die de slachtoffers hadden geleden, en de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de benadeelde partijen. Wettelijke rente werd toegekend over de toegekende schadevergoedingen.
De zaak benadrukt de gevaren van frauduleuze praktijken in de bouwsector en onderstreept het belang van zorgvuldige controle bij het aangaan van overeenkomsten met onbekende bedrijven. De rechtbank heeft met deze uitspraak een signaal afgegeven dat dergelijke misdrijven zwaar worden bestraft, mede gezien de impact op de slachtoffers en het vertrouwen in de bouwsector.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.