De zaak in het kort
In deze juridische kwestie dienden de huurders, aangeduid als [eiser] en [eiseres], een vordering in tegen hun verhuurder, [gedaagde], en de Vereniging van Eigenaren (VvE). De huurders eisten herstel van diverse gebreken aan hun huurwoning en een huurprijsvermindering van 40% wegens deze gebreken. Hoewel de VvE in de procedure deelnam, verscheen de verhuurder niet, wat leidde tot een verstekvonnis tegen hem. De rechtbank Rotterdam wees de vordering tegen de verhuurder toe, maar de vordering tegen de VvE werd afgewezen wegens gebrek aan een juridische grondslag.
Het verloop van het proces en de feiten
De juridische procedure begon met een dagvaarding van 30 januari 2025, waarin de huurders hun klachten over de staat van hun huurwoning uiteenzetten. Zij huurden sinds februari 2019 een woning in de [plaats] van de verhuurder [gedaagde]. Vanaf 2022 ontstonden er diverse gebreken die, ondanks herhaalde verzoeken om reparatie, niet werden verholpen. De huurders claimden dat de voortdurende gebreken leidden tot gevolgschade en stelden een huurprijsvermindering van 40% voor, te beginnen op 22 mei 2023. Daarnaast eisten zij dat de verhuurder, dan wel de VvE, de gebreken binnen drie maanden zou herstellen.
Tijdens de procesgang vermeerderden de huurders hun eis met een schadevergoeding van € 11.000 voor herstelkosten. De VvE, vertegenwoordigd door mr. E.H. Kerbof, voerde verweer, maar de verhuurder nam niet deel aan de procedure, wat resulteerde in een verstekvonnis tegen hem.
De rechtbank overwoog dat de huurders hun vorderingen voldoende hadden onderbouwd en dat deze niet onrechtmatig of ongegrond waren. Hierdoor werd de eis tegen de verhuurder toegewezen omdat de verhuurder niet had gereageerd. De vordering tegen de VvE werd echter afgewezen, omdat er geen rechtsgrond was aangevoerd voor hun aansprakelijkheid.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank kwam tot de volgende beslissingen:
1. **Vordering tegen de VvE**: De rechtbank wees de vordering tegen de VvE af, aangezien er geen juridische basis voor aansprakelijkheid was. De huurders werden veroordeeld in de proceskosten van de VvE, begroot op € 205, inclusief rente.
2. **Vordering tegen de verhuurder**: De rechtbank veroordeelde de verhuurder om binnen drie maanden na betekening van het vonnis de gebreken aan het dak en de wc van de woning te herstellen, evenals de gevolgschade in het trappenhuis en de zolderverdieping. Indien de verhuurder dit niet tijdig zou doen, mochten de huurders de gebreken door een deskundige laten repareren op kosten van de verhuurder.
3. **Huurprijsvermindering**: De rechtbank bepaalde dat de huurprijs vanaf 22 mei 2023 met 40% zou worden verminderd totdat de gebreken volledig waren hersteld.
4. **Buitengerechtelijke kosten**: De verhuurder werd veroordeeld om € 453,75 aan buitengerechtelijke kosten aan de huurders te betalen.
5. **Proceskosten**: De proceskosten, begroot op € 361,04, kwamen voor rekening van de verhuurder. Dit bedrag bestond uit dagvaardingskosten, griffierecht, salaris voor de gemachtigde en nakosten.
6. **Uitvoerbaar bij voorraad**: Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kon worden uitgevoerd ondanks een eventueel hoger beroep.
De rechtbank wees alle overige eisen en verzoeken af. Hiermee werd de juridische kwestie in het voordeel van de huurders beslist, zij het dat de VvE vrijgesteld bleef van enige aansprakelijkheid in deze zaak. De uitspraak biedt de huurders de mogelijkheid om de noodzakelijke reparaties aan hun woning te laten uitvoeren en voorziet hen in enige financiële compensatie voor de geleden ongemakken.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.