De zaak in het kort
In deze rechtszaak draait het om een geschil tussen de vereniging van eigenaars (VVE) van een hotelcomplex en een tweetal eigenaars van appartementen binnen dat complex. De eigenaars, hierna aangeduid als [gedaagde] c.s., hebben een achterstand in het betalen van hun maandelijkse VVE-bijdragen. De VVE heeft de rechtbank verzocht om [gedaagde] c.s. te veroordelen tot betaling van de achterstallige bijdragen, toekomstige bijdragen en bijbehorende rente en kosten. De rechtbank heeft de vordering van de VVE toegewezen.
Het verloop van het proces en de feiten
De VVE vertegenwoordigt de eigenaren van hotelstudio’s en -appartementen binnen een specifiek hotelcomplex. [gedaagde] c.s. zijn de eigenaren van twee appartementsrechten binnen dit complex, wat hen verplicht tot het betalen van maandelijkse bijdragen aan de VVE. Deze bijdragen zijn vastgesteld door de vergadering van de VVE en bestaan onder andere uit periodieke bijdragen en bijdragen aan een vervangingsfonds.
Vanaf september 2023 hebben [gedaagde] c.s. hun maandelijkse bijdragen niet meer betaald, wat heeft geleid tot een achterstand van € 3.237,62 tot en met juni 2024. De VVE heeft hierop een rechtszaak aangespannen om betaling van de openstaande en toekomstige bijdragen af te dwingen. De eigenaars hebben erkend dat er een betalingsachterstand is, maar gaven aan in financiële problemen te verkeren, mede door beslaglegging op hun verhuuropbrengsten door een derde partij.
De procedure begon met een dagvaarding op 27 juni 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. Uiteindelijk is de zaak in april 2025 voor de kantonrechter gebracht die een beslissing heeft genomen.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde] c.s. verplicht zijn de achterstallige VVE-bijdragen te betalen, samen met de wettelijke rente. Ondanks hun financiële problemen, ontslaat dit hen niet van hun betalingsverplichtingen jegens de VVE. Het verzoek van [gedaagde] c.s. om de maandelijkse voorschotbijdragen te verrekenen met de verhuuropbrengsten werd afgewezen, aangezien er beslag ligt op deze opbrengsten en verrekening niet mogelijk is volgens de splitsingsakte.
De rechtbank heeft de VVE-vordering tot betaling van de achterstallige bijdragen van € 3.237,62, vermeerderd met wettelijke rente, toegewezen. Daarnaast zijn [gedaagde] c.s. ook veroordeeld tot betaling van de toekomstige maandelijkse voorschotbijdragen van € 327,87 tot het einde van het lopende boekjaar, eveneens vermeerderd met wettelijke rente vanaf de eerste dag van elke maand tot aan de voldoening.
Verder heeft de rechtbank de eis van de VVE voor vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 463,66 toegewezen. De rechtbank vond dat de VVE voldoende had aangetoond dat aan de wettelijke eisen voor aanmaning was voldaan en dat het gevorderde bedrag in lijn was met het wettelijke tarief. De kosten voor kadastrale recherche werden echter niet toegewezen, aangezien deze al geacht worden te zijn opgenomen in de buitengerechtelijke kosten.
Tot slot zijn [gedaagde] c.s. veroordeeld in de proceskosten, die in totaal € 1.229,81 bedragen. Deze kosten omvatten onder andere de kosten van de dagvaarding, het griffierecht en het salaris van de gemachtigde. De veroordeling is hoofdelijk uitgesproken, wat betekent dat beide gedaagden gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de volledige betaling van het verschuldigde bedrag. Als een van hen een deel of het hele bedrag betaalt, hoeft de ander dat niet meer te doen.
Deze uitspraak onderstreept het belang van het nakomen van financiële verplichtingen binnen een VVE, zelfs wanneer de betrokken partijen in financiële moeilijkheden verkeren. De rechtbank benadrukte dat financiële problemen niet automatisch een vrijstelling van contractuele verplichtingen betekenen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.
