De zaak in het kort
In deze rechtszaak heeft [eiser] B.V., een vastgoedbedrijf, een vordering ingediend tegen [gedaagde 1] B.V. en [gedaagde 2] vanwege een conflict met betrekking tot vastgoedtransacties. [eiser] heeft conservatoir bewijsbeslag gelegd en verlangt inzage in de in beslag genomen gegevens op grond van artikel 194 Rv. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen, ondanks het bezwaar van de gedaagden.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met een dagvaarding op 14 april 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 23 april 2025. [eiser] is een vastgoedbedrijf dat zich bezighoudt met de aan- en verkoop van woningen, waarbij vaak gebruik wordt gemaakt van ABC-transacties. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] waren aandeelhouders en bestuurders van [eiser], maar er ontstond een geschil over verborgen vastgoedtransacties. [eiser] beschuldigde [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van het onrechtmatig handelen door zichzelf aan te wijzen als meester in transacties, waardoor [eiser] werd benadeeld.
Tijdens een algemene vergadering van aandeelhouders op 30 mei 2024 werd [gedaagde 1] ontslagen als bestuurder van [eiser]. In augustus 2024 heeft de advocaat van [eiser] de gedaagden verweten dat zij hun bestuurstaken onbehoorlijk hebben vervuld en onrechtmatig hebben gehandeld. Er werd een verzoek ingediend voor conservatoir bewijsbeslag, dat werd verleend op 17 december 2024. Het bewijsbeslag werd op 27 januari 2025 gelegd, en de bescheiden werden in gerechtelijke bewaring gegeven aan DigiJuris BV.
[eiser] startte een bodemprocedure tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2], waarbij zij vorderde dat de gedaagden aansprakelijk worden gesteld voor de geleden schade, die werd geschat op ten minste €154.500,00. [eiser] vorderde ook een voorlopige voorziening in kort geding om inzage te krijgen in de in beslag genomen gegevens.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank moest beoordelen of [eiser] een spoedeisend belang had bij de gevraagde voorlopige voorziening en of de vorderingen in de bodemprocedure kans van slagen hadden. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang was gegeven vanwege de aard van het gevorderde, namelijk het opvolging geven aan het bewijsbeslag om de gegevens als bewijs te kunnen gebruiken in de bodemprocedure.
De voorzieningenrechter achtte het aannemelijk dat [eiser] belang had bij inzage in de gegevens, gezien de beschuldigingen van onrechtmatig handelen door [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De rechter oordeelde dat er sprake was van tegenstrijdige belangen bij de vastgoedtransacties en dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hun medeaandeelhouder hadden moeten informeren.
De rechtbank verwierp het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat [eiser] geen belang had bij de inzage. De voorzieningenrechter vond dat de gegevens voldoende concreet waren omschreven en dat het gebruik van de zoektermen “meester” en “koopsom” toelaatbaar was. De vorderingen van [eiser] werden toegewezen, met de bepaling dat de gerechtelijke bewaarder DigiJuris een selectie moest maken van de gegevens en dat correspondentie met advocaten buiten de selectie viel.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] werden veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis opdracht te geven om de geselecteerde gegevens aan [eiser] te verstrekken, op straffe van een dwangsom. De gedaagden moesten ook de proces- en beslagkosten van [eiser] vergoeden. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de voorzieningenrechter wees het meer of anders gevorderde af.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.