De zaak in het kort
In deze zaak heeft [eiser] B.V. tegen [gedaagde 1] B.V. en [gedaagde 2] een verzoek ingediend voor een inzagevordering op basis van artikel 194 Rv. [eiser] heeft conservatoir bewijsbeslag gelegd en vordert nu een afschrift van de in beslag genomen gegevens. De voorzieningenrechter heeft de vordering toegewezen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] waren hierop tegen, maar de rechter heeft de argumenten van [eiser] als voldoende sterk beoordeeld.
Het verloop van het proces en de feiten
Het procesverloop begon met een dagvaarding van [eiser] op 14 april 2025, waarin zij verschillende producties aanbood. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 april 2025 werden spreekaantekeningen uitgewisseld tussen beide partijen. [eiser] is een vennootschap die zich bezighoudt met vastgoedtransacties. De vennootschap heeft 49% van haar aandelen in handen van [gedaagde 1], terwijl [aandeelhouder] de overige 51% bezit. [gedaagde 2] is de bestuurder van [gedaagde 1].
Een geschil ontstond toen [eiser] ontdekte dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vastgoedtransacties verborgen hielden. Tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders op 30 mei 2024 werd [gedaagde 1] ontslagen als bestuurder van [eiser]. [eiser] beschuldigt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van onbehoorlijk bestuur en onrechtmatig handelen, omdat zij zichzelf als meester hadden aangewezen in transacties zonder [eiser] in te lichten.
[h2]De beslissing van de rechtbank.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen, waarbij DigiJuris, de gerechtelijke bewaarder, de taak kreeg om de in beslag genomen gegevens te selecteren en aan [eiser] te verstrekken. De rechter oordeelde dat [eiser] een spoedeisend belang had bij de inzage van de gegevens, met het oog op de lopende bodemprocedure. Het argument van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat de gegevens concurrentiegevoelig waren, werd verworpen. De zoektermen “meester” en “koopsom” werden als toelaatbaar beschouwd, ondanks dat ze mogelijk meer informatie zouden opleveren dan strikt noodzakelijk.
De rechter beoordeelde dat er sprake was van tegenstrijdige belangen door [gedaagde 1] en [gedaagde 2], die als bestuurders en aandeelhouders van [eiser] ook persoonlijke belangen hadden bij de transacties. Het belang van [eiser] om inzicht te krijgen in de transacties en de daarmee gepaard gaande schade werd als gerechtvaardigd beschouwd.
De rechter legde ook een dwangsom op van € 1.000 per dag dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet aan de veroordeling voldoen, met een maximum van € 100.000. Daarnaast werden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeeld tot betaling van de proceskosten en beslagkosten aan [eiser], met de wettelijke rente.
Deze zaak markeert een belangrijk moment in het adresseren van de juridische plichten van bestuurders in vastgoedtransacties en benadrukt het belang van transparantie en het vermijden van belangenconflicten.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.