De zaak in het kort
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft zich gebogen over een geschil tussen een opdrachtnemer en een vereniging van eigenaren (VvE). De opdrachtnemer had letsel opgelopen aan zijn rechter middelvinger tijdens werkzaamheden en hield de VvE aansprakelijk voor de opgelopen schade. Hij eiste een schadevergoeding van € 81.673,00 plus wettelijke rente. De VvE betwistte de aansprakelijkheid en de omvang van de schade. In reconventie vorderde de VvE op haar beurt dat de opdrachtnemer de werkelijke kosten van rechtsbijstand zou vergoeden, voorlopig begroot op € 10.921,46, eveneens vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de VvE niet aansprakelijk is voor de schade, en beide vorderingen zijn afgewezen.
Het verloop van het proces en de feiten
Op 15 maart 2021 heeft de opdrachtnemer in opdracht van de VvE werkzaamheden verricht die bestonden uit het aanbrengen van afdekfolie op de vloerbedekking in de algemene ruimtes van een gebouw. Tijdens deze werkzaamheden heeft hij letsel opgelopen aan zijn rechter middelvinger. Het ongeval zou hebben plaatsgevonden toen een deur, die voorzien was van een mechanische dranger, plotseling dichtviel terwijl de opdrachtnemer op handen en voeten op de grond bezig was. Het letsel was dermate ernstig dat een deel van de vinger moest worden ingekort.
De opdrachtnemer stelde de VvE aansprakelijk voor de schade. Hij voerde aan dat de deurdranger niet goed was afgesteld, waardoor de deur plotseling en met kracht dichtviel. Hierdoor zou sprake zijn van een gebrekkige opstal. De VvE ontkende de aansprakelijkheid en betwistte dat er sprake was van een gebrek aan de deurdranger.
De rechtbank heeft in haar beoordeling onder andere naar de medische gegevens gekeken, waaruit bleek dat de opdrachtnemer zich op 18 maart 2021 in het ziekenhuis meldde met het vingerletsel. Er was geen bewijs dat het letsel op een eerdere datum was ontstaan. De rechtbank ging er daarom van uit dat het letsel op 18 maart 2021 was ontstaan.
Tijdens de mondelinge behandeling is verklaard dat de werkzaamheden door de opdrachtnemer op een donderdag zijn uitgevoerd, wat overeenkomt met 18 maart 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat het letsel is ontstaan tijdens de werkzaamheden voor de VvE.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank heeft geoordeeld dat de VvE niet aansprakelijk is voor de schade. Ook als de rechtbank de toedracht zoals door de opdrachtnemer gesteld zou aannemen, kan dit niet leiden tot toewijzing van zijn vordering. Het enkele feit dat de deurdranger niet goed was ingesteld en de deur daardoor sneller sloot, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW. De opdrachtnemer heeft niet voldoende concreet onderbouwd welke eisen in de gegeven omstandigheden aan de deurdranger mochten worden gesteld en in hoeverre de situatie op 18 maart 2021 daarvan afweek.
De rechtbank wees ook de vordering in reconventie van de VvE af. Het beroep op misbruik van procesrecht werd niet gehonoreerd, aangezien het partijdebat over de feiten en de vraag of een vordering voldoende is onderbouwd, gebruikelijk is in een civiele procedure. De vordering van de VvE dat de opdrachtnemer misbruik maakte van procesrecht werd eveneens verworpen, omdat niet kon worden aangetoond dat de opdrachtnemer zijn vordering baseerde op feiten die hij kende of moest kennen als onjuist.
De opdrachtnemer werd in conventie veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de VvE, begroot op € 5.495,00. In reconventie werd de VvE veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de opdrachtnemer, begroot op € 792,00. Beide proceskostenveroordelingen werden uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.