VvErechtspraak.nl
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieën
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieën
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
VvErechtspraak.nl
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten

ECLI:NL:RBZWB:2025:6001 WOZ-waarde woning bevestigd ondanks bezwaar

by VvERechstpraak.nl
11/09/2025
Reading Time: 2 mins read
A A
0

De zaak in het kort

De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 4 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een woningbezitter en de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen. Het geschil betrof de vastgestelde waarde van een woning op de waardepeildatum 1 januari 2022, die door de gemeente was vastgesteld op € 228.000. De woningbezitter vond deze waarde te hoog en stelde dat de waarde maximaal € 197.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep van de woningbezitter ongegrond verklaard en de WOZ-waarde gehandhaafd.

Gerelateerde uitspraken

ECLI:NL:RBNNE:2025:3621 hoofdaannemer aansprakelijk voor daklekkage door onderaannemer

ECLI:NL:GHAMS:2025:2309 hoger beroep over WOZ-waarde en motiveringsbeginsel

ECLI:NL:RBNNE:2025:3621 wanprestatie bij dakaanneming en aansprakelijkheid onderaannemer

Het verloop van het proces en de feiten

De zaak begon met het bezwaar dat de woningbezitter maakte tegen de WOZ-beschikking waarin de waarde van zijn woning op € 228.000 werd vastgesteld. De woningbezitter had de woning op 28 februari 2022 gekocht voor € 230.100. Hij diende op 10 juni 2024 een bezwaar in, omdat hij nog geen uitspraak op bezwaar had ontvangen. De heffingsambtenaar reageerde op 4 juli 2024 dat de uitspraak op bezwaar op 11 januari 2024 was verzonden, maar mogelijk verkeerd was geadresseerd. Op 9 juli 2024 werd de uitspraak opnieuw naar de woningbezitter verzonden.

De rechtbank behandelde de zaak op 3 juli 2025, waarbij de woningbezitter niet aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de woningbezitter correct was uitgenodigd voor de zitting via het systeem Mijn Rechtspraak. De woningbezitter had echter geen bericht van verhindering doorgegeven aan de rechtbank.

De beslissing van de rechtbank

De rechtbank moest beoordelen of de waarde van de woning te hoog was vastgesteld. Volgens de woningbezitter moest de waarde maximaal € 197.000 zijn, terwijl de heffingsambtenaar de waarde van € 228.000 verdedigde. De rechtbank oordeelde dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, omdat de verkoopprijs van de woning als uitgangspunt was genomen. De rechtbank stelde dat de vastgestelde waarde van de woning overeenkwam met de netto aankoopsom van € 230.100, gecorrigeerd voor het aandeel in het reservefonds van de VvE.

De rechtbank vond geen aanleiding om de aankoopsom verder te corrigeren met bedragen die de woningbezitter noemde voor het reservefonds en de overname van roerende goederen, omdat deze niet met bewijsstukken waren onderbouwd. De rechtbank oordeelde ook dat de woningbezitter ten onrechte een indexering toepaste op basis van de algemene waardeontwikkeling van de Nederlandse woningmarkt, omdat deze te algemeen was.

Ondanks het tijdsverloop tussen de waardepeildatum en de datum van de overeenkomst, vond de rechtbank het verschil tussen de vastgestelde waarde en de berekening van de heffingsambtenaar acceptabel. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Hierdoor bleven de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen in stand, en kreeg de woningbezitter geen vergoeding voor proceskosten of het griffierecht terug.

Tot slot werd opgemerkt dat de woningbezitter binnen zes weken beroep kon instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch indien hij het niet eens was met de uitspraak van de rechtbank.

ADVERTISEMENT

Lees de originele uitspraak hier.

Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.

ShareSendSend
Previous Post

ECLI:NL:GHAMS:2025:2347 wrakingsverzoek afgewezen en wrakingsverbod opgelegd

Next Post

ECLI:NL:RBGEL:2025:7254 verzekeringsrecht: beroepsfout bij onderverzekering na brand

Gerelateerde uitspraken>>>

Verjaring in de VvE

ECLI:NL:RBNNE:2025:3621 hoofdaannemer aansprakelijk voor daklekkage door onderaannemer

08/09/2025
Verjaring in de VvE

ECLI:NL:GHAMS:2025:2309 hoger beroep over WOZ-waarde en motiveringsbeginsel

07/09/2025
Verjaring in de VvE

ECLI:NL:RBNNE:2025:3621 wanprestatie bij dakaanneming en aansprakelijkheid onderaannemer

07/09/2025

VvErechtspraak.nl

  • Contact
  • Over ons

Bezoek ook eens

Nederlandvve

Alle rechten onder voorbehoud © 2025 VvE Rechtspraak.

Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieën
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte

Alle rechten onder voorbehoud © 2025 VvE Rechtspraak.