De zaak in het kort
De Raad van State heeft een besluit van de gemeente Sittard-Geleen bevestigd waarin het bestemmingsplan “Klooster Sint Agnetenberg” werd goedgekeurd. Dit plan maakt de bouw van een wooncomplex met 40 woningen mogelijk op de locatie van het voormalige klooster. Het plan omvat de verbouwing van het rijksmonumentale deel van het klooster en de sloop van een aangrenzend, niet-monumentaal deel. De zaak werd aangespannen door verschillende erfgoedverenigingen en bewoners in de buurt van het plangebied die vreesden voor verlies van cultuurhistorische waarde en parkeeroverlast. Echter, de Raad van State bevond dat de gemeente een zorgvuldige afweging van belangen had gemaakt en dat de erfgoedwaarden voldoende gewaarborgd waren binnen het bestemmingsplan.
Het verloop van het proces en de feiten
Op 15 december 2021 stelde de gemeenteraad van Sittard-Geleen het bestemmingsplan “Klooster Sint Agnetenberg” vast. Het plan voorziet in de realisatie van 40 woningen in het voormalige klooster en omliggende gebouwen. De Stichting Jacob Kritzraedt en andere erfgoedverenigingen, alsmede omwonenden, tekenden beroep aan tegen dit besluit. Zij voerden aan dat het plan onvoldoende rekening hield met de cultuurhistorische waarde van het klooster en dat er niet genoeg rekening was gehouden met de inspraakprocedures. Ook vreesden zij een afname van de beschikbare parkeerplaatsen in de wijk.
Tijdens de behandeling van de zaak op 24 januari 2025 werden diverse argumenten gepresenteerd. De stichting betoogde dat de gemeenteraad niet correct had gehandeld volgens de Inspraakverordening en het Verdrag van Granada, dat de bescherming van architectonisch erfgoed regelt. Ook werd aangevoerd dat de raad niet adequaat kennis had genomen van de zienswijzen van betrokken partijen en dat er onjuiste informatie was verstrekt door het college van burgemeester en wethouders.
Daarnaast werden zorgen geuit over de verkeers- en parkeerdruk die het nieuwe wooncomplex zou veroorzaken. Omwonenden vreesden dat de herontwikkeling van het klooster zou leiden tot een toename van het aantal motorvoertuigbewegingen en een vermindering van het aantal beschikbare parkeerplaatsen, wat zou resulteren in overlast en verkeersproblemen in de buurt.
De gemeente verdedigde het besluit door te stellen dat het bestemmingsplan zorgvuldig was voorbereid en dat er voldoende inspraakmogelijkheden waren geboden. Ze benadrukten dat de cultuurhistorische waarden van het klooster zorgvuldig waren onderzocht en dat er binnen het plan voldoende waarborgen waren ingebouwd om deze waarden te beschermen. Bovendien werd er volgens de gemeente een evenwichtige afweging gemaakt tussen de behoefte aan nieuwe woningen en de bescherming van het erfgoed.
De beslissing van de rechtbank.
De Raad van State oordeelde dat de gemeente Sittard-Geleen een zorgvuldige afweging had gemaakt bij het vaststellen van het bestemmingsplan. De rechtbank vond dat de raad voldoende kennis had genomen van de zienswijzen en dat er geen sprake was van onjuiste informatievoorziening. De Raad van State bevestigde dat de gemeente niet in strijd had gehandeld met de Inspraakverordening, noch met het Verdrag van Granada. Ook werd geoordeeld dat het bestemmingsplan voldoende rekening hield met de cultuurhistorische waarden van het klooster en dat de procedurele stappen waren gevolgd zoals voorgeschreven door de wet.
Wat betreft de zorgen over verkeers- en parkeerdruk, oordeelde de Raad van State dat de gemeente terecht had geoordeeld dat de verkeers- en parkeerbehoefte binnen het plan redelijk was ingeschat en dat de verwachte toename van verkeer op het omliggende wegennet beheersbaar was. De gemeente had bovendien voorzien in voldoende nieuwe parkeerplaatsen en had zich gehouden aan het gemeentelijke parkeerbeleid.
Tot slot werd het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn beoordeeld. De Raad van State erkende dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden en kende een schadevergoeding toe aan de erfgoedverenigingen die het beroep hadden aangespannen. Deze schadevergoeding werd gematigd op basis van het feit dat de partijen gezamenlijk hadden geprocedeerd, wat de ervaring van stress en onzekerheid had verminderd.
De beroepen van de stichting en de omwonenden werden ongegrond verklaard en het besluit van de gemeenteraad werd bevestigd. De Raad van State veroordeelde de Staat der Nederlanden tot het betalen van de toegekende schadevergoeding en de proceskosten aan de betrokken erfgoedverenigingen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.