De zaak in het kort
Op 21 januari 2022 verleende het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een omgevingsvergunning aan Haxpema Holding B.V. voor een bouwproject in het centrum van Amsterdam. Dit project omvat de sloop en nieuwbouw van het pand Amstel 50, de herontwikkeling van panden aan de Halvemaansteeg, en de bouw van een cultuurclubhuis. Verschillende partijen, waaronder de Vereniging van Eigenaars [locatie 3] en de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning. Zij betwisten de juridische en ruimtelijke aspecten van het project. Na een ongegrondverklaring van hun beroepen door de rechtbank Amsterdam, hebben de appellanten hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
Het verloop van het proces en de feiten
De initiële aanvraag voor de omgevingsvergunning werd ingediend op 20 oktober 2017, nog voordat de Omgevingswet in werking trad. Daarom bleef de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing. Het project behelst de herontwikkeling van panden aan de Halvemaansteeg, de sloop van Amstel 50, en nieuwbouw. Op de projectlocatie moeten horeca, een cultuurclubhuis, en woningen komen. De locatie ligt in een gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht.
Het project voldeed niet aan de geldende bestemmingsplannen. Er was strijd met onder andere gebruiksvoorschriften voor horeca en bouwvoorschriften met betrekking tot ondergrondse bouwlagen. Het college verleende de vergunning met toepassing van artikel 2.12 van de Wabo, met diverse voorschriften om aan de bezwaren tegemoet te komen.
De appellanten, die tegen het project zijn, zijn eigenaren of vertegenwoordigers van nabijgelegen panden. Ze vrezen dat het project onder meer zal leiden tot overlast, aantasting van het woon- en leefklimaat, en schade aan funderingen. De rechtbank had een advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (STAB) ingewonnen, dat zeer technisch was. De rechtbank volgde de meeste conclusies van de STAB, maar vond dat de bezwaren van de appellanten onvoldoende waren om de vergunning in te trekken.
Tijdens de zitting bij de Raad van State werd duidelijk dat sommige beroepsgronden waren ingetrokken. De discussie spitste zich vervolgens toe op de noodzaak van een verklaring van geen bedenkingen (vvgb), de gevolgen van de ondergrondse bouw voor de grondwaterstand, en de impact op het woon- en leefklimaat.
De beslissing van de rechtbank
De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht de bezwaren van de appellanten ongegrond had verklaard. Het ontbreken van een vvgb was niet noodzakelijk, omdat de gemeente adequaat had onderbouwd dat het project binnen de beleidsuitgangspunten van de Structuurvisie Amsterdam 2040 paste. Ook was aannemelijk gemaakt dat de ondergrondse constructie geen onaanvaardbare schade aan omliggende panden zou veroorzaken en dat de bouw grondwaterneutraal kon plaatsvinden.
De Raad van State vond verder dat de vermindering van bezonning en privacy door het project aanvaardbaar was gezien de stedelijke omgeving waarin het project zich bevindt. De fietsparkeeroplossingen werden eveneens redelijk bevonden, met voldoende voorzieningen binnen 350 meter van de projectlocatie.
De appellanten hadden niet aannemelijk gemaakt dat het project de stedenbouwkundige structuur zou aantasten. De rechtbank had daarom correct geoordeeld dat de vergunning verleend kon worden. Ook de door de appellanten gevreesde overlast van fietsen en aantasting van de stedenbouwkundige structuur werden door de rechtbank niet als problematisch beoordeeld.
Conclusie: de hoger beroepen werden ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het college van burgemeester en wethouders hoefde geen proceskosten te vergoeden. De beslissing onderstreept de rechtmatigheid van de verleende omgevingsvergunning en de afwegingen die daarbij zijn gemaakt binnen de context van het Amsterdamse stadscentrum.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.