De zaak in het kort
Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 21 oktober 2025 een arrest gewezen in een civielrechtelijke zaak waarbij de verkoop van een appartement van grootouders door hun gevolmachtigde kleinzoon centraal stond. De vraag was of de verkoopprijs van het appartement te laag was en of er voldoende informatie was verstrekt over de verkoop. Het Hof heeft de vordering afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van het causaal verband en de gestelde schade.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met een deelarrest op 22 april 2025, waarin het Hof besliste op de meeste vorderingen, maar nadere inlichtingen vroeg over de verkoop van het appartement. Een aktewisseling en mondelinge behandeling volgden. De appellanten, bestaande uit een van de grootouders en een inmiddels overleden grootouder, werden vertegenwoordigd door hun advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer. De geïntimeerde, de gevolmachtigde kleinzoon, werd bijgestaan door mr. P.F. Keuchenius.
De kwestie draaide om de verkoop van een appartement in Amsterdam, waarbij de grootouders beweerden dat de verkoopprijs van € 332.500 te laag was. Zij stelden dat de woning, een 3-kamerappartement in een grachtenpand, een WOZ-waarde van € 418.000 had en enkele maanden na de verkoop voor € 433.000 werd doorverkocht. De grootouders claimden een schadevergoeding van € 43.700 en meenden dat zij niet voldoende over het verkoopproces waren geïnformeerd.
Tijdens de procedure werd vastgesteld dat de woning aanvankelijk voor € 395.000 was aangeboden, maar uiteindelijk voor € 332.500 werd verkocht aan een koper genaamd [naam 1]. Er waren vraagprijsverlagingen doorgevoerd, mede omdat de woning in een slechte staat verkeerde, wat de verkoop bemoeilijkte. De grootouders hadden inmiddels elders een woning gekocht, die gefinancierd moest worden met de opbrengst van het appartement, waardoor een snelle verkoop noodzakelijk was.
De beslissing van de rechtbank.
Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat de verkoopprijs marktconform was, ondanks de gestelde hogere WOZ-waarde. De WOZ-waarde werd beschouwd als een algemene inschatting die niet altijd overeenkomt met de marktwaarde, vooral gezien de staat van het appartement. Bovendien was het appartement na de verkoop gerenoveerd, wat de hogere doorverkoopprijs verklaarde.
Het Hof stelde dat het niet was bewezen dat de gevolmachtigde kleinzoon de verkoopopbrengst negatief had beïnvloed of dat een betere prijs mogelijk was geweest als de grootouders anders waren geïnformeerd. Er was geen bewijs dat zij niet zouden hebben ingestemd met de prijsverlagingen als zij wel op de hoogte waren geweest.
Ten aanzien van het verzoek om een herstelarrest, dat was ingediend omdat er sprake zou zijn van een verschrijving in het bedrag dat de geïntimeerde moest betalen, oordeelde het Hof dat er geen sprake was van een kennelijke verschrijving. Wel werd een fout hersteld met betrekking tot een toewijsbaar bedrag van € 11.500, waardoor het totaalbedrag dat de geïntimeerde moest betalen werd aangepast naar € 101.150.
Het Hof veroordeelde de geïntimeerde in de proceskosten, aangezien hij grotendeels in het ongelijk was gesteld in eerdere delen van de zaak. De kosten werden in conventie en in hoger beroep gedetailleerd gespecificeerd, waarbij het Hof opmerkte dat sommige kosten als nodeloos werden beschouwd omdat partijen reeds beschikten over de noodzakelijke inlichtingen.
Dit arrest van de meervoudige burgerlijke kamer werd openbaar uitgesproken, waarbij het Hof de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaarde en het meer of anders gevorderde afwees.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.



