De zaak in het kort
De rechtbank Midden-Nederland heeft in een tussenuitspraak beslist dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn een verlenging krijgt om een eerder geconstateerd gebrek in een besluit te herstellen. Dit besluit heeft betrekking op een zaak rond omgevingsrecht, waar de Vereniging van Eigenaren (VVE) als eiseres optreedt. De oorspronkelijke termijn, gesteld in een eerdere tussenuitspraak, bleek niet haalbaar vanwege een personele wisseling binnen het college. De rechtbank heeft om proceseconomische redenen ingestemd met het verzoek om verlenging, ondanks dat dit verzoek na de verstreken termijn is ingediend.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met een tussenuitspraak op 29 augustus 2025, waarbij de rechtbank het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn de opdracht gaf om binnen vier weken een gebrek in hun besluit te herstellen. Dit gebrek was in de eerste tussenuitspraak geconstateerd en het herstel was noodzakelijk voor de verdere voortgang van de procedure. De VVE, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R.A.M. Verkoijen, is de eiser in deze kwestie, terwijl het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door B. van den Berg, als verweerder optreedt.
Op 3 oktober 2025 diende het college een verzoek in bij de rechtbank om de termijn voor het herstellen van het gebrek te verlengen. Dit verzoek werd ingediend na afloop van de oorspronkelijke termijn. De reden voor het verzoek was een personele wisseling binnen het college, waardoor er niet tijdig op de tussenuitspraak kon worden gereageerd. Hoewel personele wisselingen doorgaans voor rekening en risico van het college komen, heeft de rechtbank besloten dat dit specifieke geval een uitzondering vormt die een verlenging van de termijn rechtvaardigt.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank heeft besloten om, ondanks het feit dat het verzoek tot verlenging na de gestelde termijn is ingediend, de verlenging toch toe te staan. De rechtbank overweegt dat een andere beslissing, zoals een einduitspraak waarin het college zou worden opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarschijnlijk zou leiden tot een minder finale vorm van geschilbeslechting. De verwachting is dat het college binnen de verlengde termijn zal reageren, waardoor de zaak efficiënter kan worden afgehandeld.
De rechtbank heeft het college nu in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na de verzending van de tussenuitspraak, uiterlijk op 24 oktober 2025, het geconstateerde gebrek te herstellen. Dit herstel dient te geschieden met inachtneming van de eerdere overwegingen en aanwijzingen uit de eerste tussenuitspraak. Totdat het college het gebrek heeft hersteld, houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.
De uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, in aanwezigheid van griffier mr. I.C. de Zeeuw-’t Lam en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025. Tegen deze tussenuitspraak kan nog geen hoger beroep worden ingesteld. Hoger beroep kan pas worden ingesteld tegelijkertijd met een eventueel hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.
Deze zaak illustreert de zorgvuldigheid die de rechtbank betracht bij het bieden van proceskansen aan partijen, zelfs wanneer er sprake is van organisatorische problemen zoals personele wisselingen. Het belang van een finale geschilbeslechting en procesefficiëntie weegt zwaar in de overwegingen van de rechtbank, wat in deze beslissing duidelijk naar voren komt.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




